Ik zie je schaduw
blauw huiverend
onder goudomrande wolken
zwevend door versteende tuinen
De donkere dennen fluisteren
eindeloos zacht jouw naam
Hoge sterren herinneren mij
het licht diep in je ogen
Maar je stem bereikt me niet
verdwaald in het bittere water
van begraven eenzaamheid
Plots wenken je handen
slank als zwanenvleugels
Zij ontvouwen zich
als een magische bloem
Vreemd is hun schoonheid
nooit eerder gezien
Een gebed
dat intens uitstroomt :
je eigen gevleugelde zelf...
|