De plassen lagen
stil slapend
in de natte armen
van de blauwe maan
Regen streelde bomen
met zilveren zwepen
tot flonkerend bladgroen
*
Toen zag ik jou,
haren los in de wind,
een visioen in het nevellicht,
getooid met een anadeem
van jasmijn en geurige winde
*
Je hand zocht mijn naam
en eens gevonden
weefden je vingers
een ijl gordijn
van zoete extase
rond de dromen
van mijn hart.
|