Mijn handen werden bloemen toen ik jou vond Ze sierden je bleke haar de bloedrode papavers
Ach hoe mooi klonken de snaren van het riet toen je sprak van liefde van zoete regen heldere wolken
Vanuit je hart de diepte van hete lippen was er fluistering tomeloos verlangen : vul mijn wereld met je kus zing al je tijd in mijn armen...
|