Ik zag haar in een glimp,
een eenzame zonnepriem
door het dikke wolkengrijs,
een waaier van regenbogen
Nooit verscheen zij weer
in de spiegel van mijn ogen
Maar haar beeld volgde mij
Zij bleef leven in mijn sprookjes,
de illusie van mijn betogen
*
Ik noemde haar : zo mooi, een jasmijn in de nacht of een wonderlijk lied dat het hart verovert Ik noemde haar : eeuwig verlangen Ik noemde haar : verdroomde meren Ik noemde haar : schoonheid achter een sluier die mij betovert Ik noemde haar : geef me je hand zodat mijn ziel kan zingen Ik noemde haar : mijn oase, het tedere huis van mijn wanen, de essentie van alle dingen Ik noemde haar : vergeet-mij-nietje, blanke bloem vol regentranen, ik zal je nooit vergeten...
|