Een balhoofdplaatje is een logo van de fabrikant of het merk dat is aangebracht op de balhoofdbuis van een fietsframe. Balhoofdplaatjes werden al eind 19e eeuw toegepast en waren vaak gemaakt van metaal. Ter bevestiging aan de balhoofdbuis kunnen daarin nagels of schroeven zijn gebruikt. Bij moderne(re) fietsen kunnen tevens, al dan niet met lijm, balhoofdplaatjes van kunststof zijn aangebracht. Ook kan een balhoofdbuis voorzien zijn van een transfer/sticker.
Balhoofdplaatjes werden oorspronkelijk gebruikt om gelijksoortige fietsen van elkaar te onderscheiden. In de begindagen van de productie en de verkoop van fietsen waren hoofdmerkplaatjes een uitgebreide kunstvorm die alle fietsen sierde, soms een reden om de ene fiets boven de andere te verkiezen. Tegenwoordig is een mooi balhoofdplaatje een curiositeit. Aan het begin van de 20e eeuw werd de eenvoudige fiets echt populair. Duizenden nieuwe fietsmerken profiteerden van de vraag. De fietsen zagen er allemaal zo gelijk uit, want de constructie- en verftechnologieën waren destijds vrij eenvoudig en combineer dit dan nog met een enorme toevloei van onbekende fietsfabrikanten. Dat is waar het merkplaatje haar intrede deed. Aan het begin van de 20e eeuw werden balhoofdplaatjes simpelweg gebruikt om het ene fietsmerk van het andere te onderscheiden. De drang naar balhoofdplaatjes op fietsen werd uitgevoerd door zowel Schwinn als Pope Manufacturing, twee conglomeraatbedrijven die een verschilpunt nodig hadden tussen de meer dan duizend kleinere bedrijven die ze hadden overgenomen.
In enkele jaren tijd had elk bedrijf onder deze twee merken met trots een merkplaatje op de voorkant van de fiets, dit zette een standaard voor de hele branche. Terwijl merken streden om de meest mogelijke interessante, uitgebreide en fantasierijke creaties, waren balhoofdplaatjes niet alleen meer een manier om onderscheid te maken tussen de merken, ze werden het middelpunt van de hele fiets en het hele merk. Ze waren het fietsequivalent van het ornament op de motorkap van de Rolls Royce.
In het begin werden de merktekens vaak met zuur geëtst. Voor dit proces moest men een koper-, zink- of stalen plaat (of andere metalen) bedekken met was die bestand was tegen zuur. Kunstenaars gebruikten vervolgens etsnaalden om het ontwerp in het blanke metaal te krassen. De plaat werd vervolgens in een zuurbad gedompeld, waardoor alle blootliggende lijnsecties oplosten. De was werd van de plaat verwijderd en er werd overheen geïnkt. Alleen de inkt in de geëtste lijnen bleef achter nadat de plaat was afgeveegd.
Populaire merktekenthema's waren onder meer vliegende vogels, oorlogsscènes, vliegtuigen, afbeeldingen van goden en afbeeldingen van macht. Gedurende de jaren twintig tot en met de jaren vijftig inspireerde de art Deco beweging wolkenkrabbers en andere symbolen uit het machinetijdperk die op de voorkant van fietsen moesten worden gestileerd. Strepen van wereldkampioenen en Olympische ringen staan op veel merkplaatjes met een koers-stamboom. En ten slotte ging het in de jaren zestig minder over kleine details en meer over grote logo's en de merksymbolen die we vandaag de dag zien. Helaas stopten de hoogtijdagen van het hoofdembleem in de zeer prijsconcurrerende industrie van de jaren zeventig. Tegenwoordig vind je steeds minder zorgvuldig vormgegeven fietssieraden; de frames zijn in plaats daarvan versierd met eenvoudige metalen stickers of gewoon met een likje verf en een logo.
Hoewel de hoofdbadge op de fiets nog niet helemaal van de markt is verdwenen, gebruiken sommige fabrikanten (voornamelijk op maat gemaakte bouwers en nichemerken) nog steeds hoofdbadges van hoge kwaliteit om de geschiedenis, het verhaal en de nauwgezetheid van hun merk te symboliseren. Hun prachtig gebeeldhouwde hoofdmerkplaatje herinneren ons eraan dat de framebouw nog steeds een kunst is. Nu zoveel fietsen uit dezelfde fabrieken in Azië komen, ben ik er zeker van dat u het ermee eens zult zijn dat fietsen er weer behoorlijk homogeen uit beginnen te zien, dus laten we merken belonen die om kleine details geven. Vertel ze dat hun hoofdbadges, drop-outs en buisvormen er fantastisch uitzien. Vertel hen dat je houdt van de kleine details die hun merk onderscheiden van anderen.
Voor de goede orde: het balhoofd is de staande buis tussen de voorvork en het stuur. Daar zitten aan beide zijden kogellagers waaraan het onderdeel de naam dankt.
Verzamelen is vaak een speurtocht naar de herkomst van het plaatje
Het verzamelen van balhoofdplaatjes is vaak een speurtocht naar de herkomst van het plaatje.
Hoewel het ontstaan van het balhoofdplaatje een beetje duister is, is het toch duidelijk dat de hoogtijdagen ervan samen vielen met de toenemende fietspopulariteit van aan het einde van de 19e eeuw, toen er in de zogenaamde ontwikkelde wereld honderden nieuwe fietsbedrijven in de opdoken om aan de vraag naar de nieuwe veiligheidsfiets te voldoen. Rond het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw hadden in Europa en de Verenigde Staten zelfs kleine steden hun eigen fietsenfabrikanten. Op Franse en Belgische badges stond vaak de naam van hun stad, maar overal verspreid waren er kleine fietsenwinkeltjes. Naarmate de concurrentie toenam, werden balhoofdplaatjes gebruikt om merken een unieke identiteit te geven en om zo mede de loyaliteit van hun klanten met hun merk op te bouwen. Balhoofplaatjes waren soms net kleine kunstwerkjes.
Als gevolg van de problemen met het overaanbod en de concurrerende prijzen van de Amerikaanse fietsenmarkt verenigden tientallen fabrikanten zich, in 1898, om een gigantische trust te vormen, de American Bicycle Company (ABC). Hoewel ABC een paar jaar later faalde, volgden andere succesvolle bedrijven zoals Pope, Schwinn en Raleigh het voorbeeld en kochten honderden kleine fietsmerken op. Er vond in de 20e eeuw een enorme conservering plaats, vergelijkbaar met de auto-industrie.
Naarmate de grote fietsenwinkels opgingen in grotere conglomeraten, werd het merkplaatje nog belangrijker, hierdoor ontplooiden de fabrikanten een manier om hun eigen fietsen van elkaar te onderscheiden en ook om de unieke modellen binnen hun eigen productlijnen te brandmerken. Bijvoorbeeld: Raleigh had in de jaren vijftig het grootste deel van de Britse fietsenindustrie overgenomen en bijna alle anderen opgekocht. Maar ze bleven de balhoofdplaatjes gebruiken van bedrijven die ze hadden gekocht – Rudge, Phillips, enzovoort. Raleigh verkocht die fietsen nog steeds met hun originele merkplaatjes, terwijl de fietsen van het Raleigh-merk bijna allemaal een versie van het klassieke reigerbadge gebruikten.
Op veel balhoofdplaatjes waren afbeeldingen te zien die verband hielden met kracht, snelheid en technologie, waaronder wilde dieren, mooie vergezichten en futuristische machines. De Franse en Belgische plaatjes waren vaak het meest sierlijk en artistiek, met veel mythologische karakters en gedetailleerde beelden, terwijl de Scandinavische en Amerikaanse merkplaatjes meer grafische en strakkere ontwerpen gebruikten. Thema’s als vliegtuigen, raketschepen en treinen werden overal gebruikt.
Balhoofdplaatjes, variërend van een centimeter tot bijna 15 cm lang, werden meestal gemaakt van geperste of met zuur geëtste metalen zoals messing, koper, aluminium, zink of roestvrij staal. Messing en koper waren in de beginjaren heel gebruikelijk, evenals het verchromen of vernikkelen van messing. Ze waren vaak beschilderd of geëmailleerd met cloisonné. In de jaren vijftig begonnen bedrijven over te stappen op aluminium omdat dat goedkoper was, maar veel plaatjes werden nog steeds geverfd.
De traditionele metalen merkplaatjes begonnen in de jaren zeventig te verdwijnen, dat door de komst van plastieken merkplaatjes. Nu gebruiken de meeste fabrikanten een sticker of transfer hoewel veel fietsenbouwers in de Verenigde Staten weer prachtige metalen badges beginnen te maken. Rivendell is zo een vrij gerenommeerd voorbeeld. Ze maken toerfietsen voor lange afstanden van staal en hebben voor elk model verschillende balhoofdplaatje met veel details.
De nieuwsgierigheid naar de geschiedenis van de fietsfabrikanten of handelaars achter deze merkplaatjes kan heel boeiend zijn, maar vaak is het onmogelijk om te weten te komen wat er met hen is gebeurd. Een deel van het probleem is dat als men alleen maar een merknaam heeft en dat deze soms door meerdere fabrikanten werden gebruikt, soms in het zelfde land maar ook in andere landen, een typisch voorbeeld zou de merknaam VICTORIA kunnen zijn. Soms gebruikte men een andere taal dan de eigen landstaal, dat klonk chiquer! België is daar een goed voorbeeld van, veel Vlaamse fietshandelaren gebruikten Franse benamingen, soms gebruikten ze de twee talen zoals een fietsen- fabrikant uit Kortrijk, hij verkocht fietsen waarop een baalhoofdje was aangebracht van: Roode Leeuw (Vlaamse versie), hij verkocht ook fietsen (vaak dezelfde) met een baalhoofdje met daarop: Lion Rouge (Franstalige versie).Soms is het zelfs moeilijk om te weten te komen uit welk land sommigen van hen komen, dan hebben we het nog niet over export en import modellen die soms voorzien werden van speciale merkplaatjes. Zelfs hoofdbadges met gedetailleerde informatie, die soms hun eigen mysterieuze aantrekkingskracht hebben, kunnen tot doodlopende wegen leiden.
Vanaf 1910 werden in Duitsland, Frankrijk, België … de balhoofdplaatjes van sommige duurdere luxe- fietsmodellen van email voorzien. Er bestaan zeker honderden zo niet duizenden Belgische geëmailleerde kopmerken, in Nederland zien we die niet.
België telde een groot aantal fietsmerken, bijna iedere serieuze fietsenmaker had zijn eigen merk waarvoor er veelal weer meerdere uitvoeringen van balhoofdplaatjes met diverse typeaanduidingen werden gemaakt. Een grootdeel van die kopmerken, Vlaams voor balhoofdplaatjes, was voorzien van duurzaam email. Helaas zijn in de loop der tijd veel van die plaatjes beschadigd doordat door vervorming het email er helemaal of gedeeltelijk is afgesprongen. Email heeft een hele mooie, unieke uitstraling. Er is geen enkel ander materiaal dat de duurzaamheid en uitstraling van email kan evenaren. Email was al in de 15e eeuw een veel gebruikt materiaal. Emailleren is een dus eeuwenoude techniek om sieraden en andere gebruiksvoorwerpen te decoreren. Email is glas met kleurpigment. Het kleurpigment bestaat als poeder of als brokken. Het email wordt aangebracht op metaal of edelmetaal zoals zilver of goud en wordt op ongeveer 800 graden gebakken. De email poeder of brokken smelten en veranderen in vloeibaar glas. Email is hard, glad en kan niet branden. Er kan geen water en zuurstof bij het metaal komen waardoor het goed beschermd is tegen corrosie.
Maurice Van Hyfte , of Maurits Van Hyfte , was een Belgische wielrenner, geboren op 11 februari 1903 in Adegem en overleed op 21 januari 2002 in Damme . Profrenner van 1925 tot 1930, en in 1933 won hij met name Parijs-Saint-Étienne in 1926.
Maurice Van Hyfte, ou Maurits Van Hyfte, est un coureur cycliste belge, né le 11 février 1903 à Adegem et mort le 21 janvier 2002 à Damme. Professionnel de 1925 à 1930, puis en 1933, il a notamment remporté Paris-Saint-Étienne en 19261.
Met balhoofdplaatjes is het altijd uitkijken geblazen! Vanaf ongeveer 1895 toen de massaproductie van tweewielers op gang kwam werden de balhoofdplaatjes vervaardigd door naamplaatfabrikanten. Daardoor waren de kopplaatjes vaak eenvoudiger en werd de tekst er soms in geslagen met slagletters. Uiteraard waren er nog andere en luxueuzere plaatje te verkrijgen.
Fietsenmakers konden heel lang frames en alle ander toebehoren van een fiets bij de groothandel bestellen, de fiets samenstellen en er dan vervolgens een eigen balhoofdplaatje op bevestigen. De catalogus uit 1925 van Arthur Hérold, uit Villemomble bij Parijs, toont ons diverse modellen. Zo staat er ook een balhoofdplaatje bij met het merk "Great-Event" uit Chicago. Dat de fiets uiteindelijk in Parijs (om zo maar een Franse plaats te noemen) in elkaar werd gezet en absoluut geen Amerikaanse fiets was deed er niet toe, maar het maakt het er nu voor de verzamelaar van oude fietsen of balhoofdplaatjes niet gemakkelijker op. Een Engels of Amerikaans klinkende naam stond toen vaak garant voor klasse en deugdelijkheid en het was ook modieuzer.
NAP cycles construction garantie ( NAP = afkorting van Napoleon)
Op het balhoofdplaatje staat de beeltenis van Napoleon Bonaparte.
Napoleon Bonaparte (Ajaccio, 15 augustus 1769 – Sint-Helena, 5 mei 1821), gedoopt als Napoleone di Buonaparte, was een Frans generaal en dictator tijdens de laatste regeringen van de Franse Revolutie. Als Napoleon I was hij van 2 december 1804 tot 11 april 1814 keizer der Fransen. Van 17 maart 1805 tot 11 april 1814 was hij koning van Italië (hij nam een groot deel van het Italiaanse schiereiland) en van 1806 tot 1813 beschermer van de Rijnbond. Zijn juridische hervorming, de Code Napoléon, had een grote en blijvende invloed op het recht in vele landen, onder andere in Nederland en België. Hij wordt eveneens herinnerd om zijn rol in de napoleontische oorlogen en vanwege de titel van keizer die hij aannam. Het lukte hem tijdelijk een groot deel van Europa onder zijn gezag te brengen.
Balhoofdplaatjes (merkplaatjes van fietsen) / Plaques de cadre bicyclette / Bicycle Headbadges / Steuerkopfschilder
Een balhoofdplaatje is een logo van de fabrikant of het merk dat is aangebracht op de balhoofdbuis van een fietsframe. Balhoofdplaatjes werden al eind 19e eeuw toegepast en waren vaak gemaakt van metaal. Ter bevestiging aan de balhoofdbuis kunnen daarin nagels of schroeven zijn gebruikt. Bij moderne(re) fietsen kunnen tevens, al dan niet met lijm, balhoofdplaatjes van kunststof zijn aangebracht. Ook kan een balhoofdbuis voorzien zijn van een transfer/sticker.
A head badge is a manufacturer's or brand logo affixed to the head tube of a bicycle.Head badges may be made of metal or plastic, and they may be held in place with adhesive, screws, or rivets. Some are simply stickers, apparel, decals, or painted logos.Head badges for a single brand may change from year to year or from model to model.
Vóór 1896 waren fietsen zelden voorzien van emblemen, waardoor liefhebbers en verzamelaars tegenwoordig moeite hebben het merk te bepalen. Er werden vaak stickers op het balhoofd of het onderframe aangebracht. Metalen kopplaten kwamen in Europa pas rond 1896 in de mode met de industriële massaproductie van fietsen. In reliëf gemaakte of geëtste metalen emblemen vervingen de emblemen al snel bijna volledig, en hoogwaardige fietsen werden later uitgerust met gekleurde emaillen emblemen. Tijdens de crisis in de fietsenbranche in de jaren zestig verdween het reliëffietsembleem en werd vervangen door goedkope stickers. Met het nieuwe momentum en het succes van de afgelopen jaren maakt het metalen balhoofdschild nu een comeback.
Das Steuerkopfschild kehrt zurück!
Fahrräder wurden vor 1896 nur selten mit Emblemen ausgestattet, wodurch sich heute Enthusiasten und Sammler bei der Markenbestimmung schwertun. Oft wurden Abziehbilder am Steuerkopf oder am unteren Rahmen angebracht. Steuerkopfschilder aus Metall kamen in Europa erst ab etwa 1896 mit der industriellen Massenproduktion von Fahrrädern in Mode. Geprägte oder geätzte Metallembleme lösten die Abziehbilder dann schnell fast vollständig ab und hochwertige Fahrräder wurden später auch mit farbig emaillierten Emblemen ausgestattet. In der Krise der Fahrradindustrie in den 60er Jahren des vorigen Jahrhunderts verschwand dann das geprägte Fahrrademblem und wurde wieder durch preiswerte Aufkleber ersetzt. Mit dem neuen Schwung und Erfolg der vergangenen Jahre kehrt das Steuerkopfschild aus Metall jetzt wieder zurück.
Raymond Impanis (Berg, 19 oktober 1925 – Vilvoorde, 31 december 2010) was een Belgisch wielrenner.
Zijn bijnaam was het bakkertje van Berg. Het verhaal gaat dat hij door zijn moeder, die onbekend bleef, te vondeling gelegd werd in een biezen mand op de stoep van de kerk van Berg alwaar hij door de plaatselijke pastoor gevonden werd die vervolgens de bakker van Berg de opdracht gaf om zich over het kind te ontfermen. Het kind zou dan de achternaam Impanis, hebben gekregen, potjeslatijn voor in een brood. De veronderstelling dat Raymond Impanis of zijn vader vondelingen waren, berusten evenwel op een misverstand. Raymond Impanis zag het levenslicht in een bakkersfamilie. Hij erfde zijn ongewone Vlaamse familienaam van zijn grootmoeder.
Impanis was beroepsrenner van 1947 tot 1963. Hij won klassiekers als de Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix (die hij evenals Servais Knaven 16 maal uitreed, een record), Gent-Wevelgem en de Waalse Pijl, en was tweemaal eindwinnaar in Parijs-Nice. Frappant is wel dat Impanis nooit Luik-Bastenaken-Luik won maar hij werd wel viermaal tweede, in 1947, 1948, 1954 en 1955. Een val in 1942 tijdens een wedstrijd in Tremelo zorgde ervoor dat hij zijn rechterarm amper nog kon buigen. Eén record staat nog steeds alleen op zijn naam: bij zijn debuut in de Tour in 1947 - hij was toen 21 jaar - won hij de langste individuele tijdrit die ooit in de Tour werd gereden. Het was een rit tussen Vannes en Saint-Brieuc over 139 kilometer.
Zijn naam is verbonden aan de Grote Prijs Raymond Impanis, tussen 1982 en 1993 een wedstrijd voor beroepsrenners. Vanaf 2006 tot 2010 werd het een wedstrijd voor eliterenners zonder contract en beloften, georganiseerd door de plaatselijke Wielerclub Kampenhout. Vanaf 2011 is het weer een volwaardige profkoers, maar wordt nu verreden onder de benaming Primus Classic Impanis-Van Petegem. Samen met zijn zoon Ben zorgde hij voor de radioverbindingen voor de Koninklijke Belgische Wielrijdersbond tijdens belangrijke nationale wielerwedstrijden. Impanis overleed op 31 december 2010 in Vilvoorde op 85-jarige leeftijd.
In 1895 kwam het circus van de Amerikaan William Cody, bijgenaamd Buffalo Bill, voor het eerst naar Gent. In de show werd het publiek aangespoord “Buffalo! Buffalo!” te roepen. Naar aanleiding van de doortocht van William Cody, introduceerden Gentse studenten de kreet in het Gentse studentenleven. De Gentenaars associeerden zijn circus, dat zowel in 1895 als in 1906 Gent bezocht later vooral met de Sioux en de opvallende hoofdtooi van de chiefs die in het circus optraden. Ook de fietshandel Cycles Buffalo uit Gent gebruikte een native American met een opperhoofd hoofdtooi als logo voor hun balhoofdplaatje.
LA PLUME -----Desnerck Pol---- Gent/Gand ---- België
Plume Vainqueur, ook bekend als Plume, is een van de oudste en bekendste Belgische fietsmerken. Opgericht door Pol Desnerck in 1910 en nog steeds bestaand.
Plume Vainqueur, also known as Plume is one of the oldest and most famous Belgian bicycle brands. Founded by Pol Desnerck in 1910 and still existing today.
DE GESCHIEDENIS VAN PLUME VAINQUEUR
Een Belgisch fietsmerk met een rijke geschiedenis is ongetwijfeld het merk Plume Vainqueur, ook wel bekend als Plum of Plume Sport. De fietsenwinkel(s) bestaan nog steeds maar ze maken al lang zelf geen frames meer.
Oprichting fietsmerk Plume
In 1910 openden Pol Desnerk en zijn vrouw Coralie een piepklein fietsenwinkeltje in de Bagattenstraat in Gent en startte met het assembleren van fietsen, daarvoor produceerde hij passingen. Ze waren een ambitieus stel en kwamen er al snel achter dat een winkel niet genoeg was; Pol en Coralie wilden een merk, of in ieder geval iets waarmee ze zich van de massa zouden onderscheiden. Ze probeerden Pols initialen PDS als naam te gebruiken, maar dat betekende niets, dus probeerden ze in plaats daarvan La Plume. In die tijd stond alles wat Frans was voor kwaliteit in Vlaanderen. De chique winkels in de Vlaamse stad hadden allemaal Franse namen en het personeel en de klanten spraken Frans.
Pol zijn zaak begon te bloeien tot aan de jaren 20 toen in Brussel een concurrent verscheen die zich Plume d’Or noemde. De naam verwees naar de superioriteit ten opzichte van Pols merk Plume die een rechtszaak overwoog wegens het stelen van de merknaam maar omdat het in die tijd nogal moeilijk was om een rechtszaak te winnen zag Pol daar van af en koos voor een gemakkelijkere oplossing. De merknaam Plume werd veranderd in Plume Vainqueur waarmee Pol verwees naar het winnende karakter van zijn merk. Pol was geslaagd in zijn opzet en omdat de verkoop bleef groeien kocht hij een nieuw pand aan in de Nederkouter. Het pand bestaat nog steeds en heeft onlangs nieuwe eigenaars gekregen.
De Nederkouter was de weg die van het centrum van Gent naar het Sportpaleis liep, de thuisbasis van de wielerbaan t’ Kuipke. Pols zoon Marcel Desnerk en zijn vrouw Rosa namen in 1940 de teugels over en omdat Vlaanderen toen een grotere regionale identiteit had haalden ze de 'e' van Plume weg om het zo een meer Vlaams klinkende Plum te maken. Ze gingen ook van het sponsoren van individuele renners naar het sponsoren van teams. Plum zat van 1949 tot 1961 in het profpeloton, maar daarvoor was Rosa Desnerk begonnen met het verhuren van kamers aan Engelstalige wielrenners, ze hadden immers een ruim familiehuis. Haar eerste huurders waren twee Australiërs, Alf Strom en Reg Arnold, die doorbraken in de Europese zesdaagse wielersport en verschillende evenementen wonnen. Velen volgden. Tom Simpson verbleef een tijdje bij de Desnerks, net als Allan Peiper en de vader van Sir Bradley Wiggins, Gary. Veel meer minder bekende Britten en Australische renners verbleven daar en 'Madame Rosa' werd de Belgische matriarch van het Britse en Australische wielrennen.
In 1964 opende Marcel Desnerk nog drie vestigingen. In de jaren 60 en 70 kwamen nog vestigingen bij zoals te Aalst, Zwijnaarde, Oostende, Brussel, enz. Allen werden ze uitgebaat door zelfstandigen en sommigen zijn ondertussen verdwenen. Al snel had hij 14 winkels in Vlaanderen en een nieuw bedrijfsmodel. De Gentenaar Barry Hoban kende Paul goed. "Pauls panden hadden altijd een appartement boven de winkel, elke winkelmanager mocht gratis verblijven in het appartement maar kreeg geen salaris," vertelde Hoban. Barry Hoban: een Britse wielerlegende "In plaats daarvan kreeg de manager een percentage van alles wat werd verkocht, dus ze waren altijd gemotiveerd. Hij zette ook al zijn voorraad op de computer. Eind jaren zeventig was dat het een heel moderne wermethode." Er zijn nog vier Plum-winkels over, maar de winkel op Nederkouter 141 — nu Plum-Gent — heeft een speciale plek in de Britse wielergeschiedenis en er is een fietsmuseum in de kelder dat 100 jaar beslaat. Alleen daarom al een bezoek waard!!
Ook verkocht Plume Vainqueur het Italiaanse merk Paganini dat ze in de jaren 60 hadden overgekocht, de frames werden naar het schijnt gemaakt door Ciocc of Torpado, er bestaat nog steeds enige twijfel.
Sponsoring van wielerploegen
Vanaf het einde van de jaren 40 tot midden de jaren 70 van vorige eeuw sponsorde Plume ook diverse wielerploegen en voorzag hen van racefietsen. Vooral deze laatste zijn nu moeilijk te vinden en wie er eentje heeft mag zich gelukkig prijzen. Bekendste wielrenners die ooit op een Plume racefiets reden waren Albert Van Damme, Belgisch kampioen veldrijden in 1976 en 1977, Marc De Block en de bekende presentator en ex bondscoach van de Belgische wielerploeg, José De Cauwer.
Adolf (Adolphe) DE KIMPE was in 1920 de stichter van de fietsen GROENE LEEUW in Kruishoutem en is dan later naar DEINZE uitgeweken. Fietsenfabrikant Groene Leeuw leverde niet enkel koersfietsen maar ook heren- en damesfietsen, met assemblage door lokale fietsenmakers. De Kimpe werd na enige tijd geassisteerd door zijn zoon Albert "Berten" De Kimpe.
Groene Leeuw was ook een Belgische wielerploeg. De ploeg werd opgericht in 1945 en opgeheven in 1969, de ploeg werd uiteraard gesponsord door fietsenfabrikant Groene Leeuw. Eén van de cosponsors was de Belgische brouwer Wielemans-Ceuppens die hiermee zijn biermerk Wiel's promootte. Een aantal bekende renners die ooit reden in de ploeg waren: Arthur Decabooter, Benoni Beheyt, Walter Godefroot, Rik Van Looy, Erik De Vlaeminck, Germain Derycke, Sylvère Maes,….
Het palmares van de ploeg oogt minder indrukwekkend dan dat van regiogenoot Flandria of dan dat van de grote Franse of Italiaanse wielermerken als Peugeot , Mercier, Faema en Molteni maar de minstens 788 overwinningen zijn zeker niet niks. Meer dan vijfentwintig jaar wielersponsoring, net geen dertig jaar te bewonderen op diverse wielertruien. En tussen 1940 en 1988, dus over een periode van bijna vijftig jaar, was Groene Leeuw ruim veertig jaar aanwezig in de pelotons, als sponsor of als materiaalleverancier. Groene Leeuw, een begrip dat niet weggedacht kan worden uit de geschiedenis van de Vlaamse en Belgische en zelfs van de mondiale wielersport.
Balhoofdplaatje van fietsenhandelaar Lindor uit Eine (Oudenaarde). Op het koperen plaatje staat bovenaan in rode letters op een witte achtergrond de merknaam ‘LINDOR’. Centraal is een groene ster afgebeeld, boven op een paar rode vleugels. Onder de ster is er een langwerpig verticaal tekstkader met daarin ‘DEPOSE’. Naast het tekstkader, onder de vleugels, staan koperen verticale lijnen die samen komen in een punt afgebeeld.
Olsene is een dorp in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen en een deelgemeente van Zulte. Olsene ligt aan de Leie, het was een zelfstandige gemeente tot aan de gemeentelijke herindeling van 1977.
Balhoofdplaatje van fietsenhandelaar Mahieu Sports. Het koperen plaatje bevat bovenaan een paar vleugels, met witte kern. Tussen deze vleugels steekt een wiel met witte kern uit. Deze rust op een blauwe ondergrond. Centraal staat een goudomrand tekstkader, met in witte letters de merknaam 'MAHIEU'. Deze letters staan op een rode achtergrond. Onder dit tekstkader is onder de letter 'M' en onder de letters 'EU' een rood vlakje aangebracht. Centraal loopt er een blauw tekstkader, met in witte letters 'SPORTS' als verticaal opschrift. Dit kader wordt geflankeerd door een fijn, rood lijntje.
hoogte: 6 cm
breedte: 3.4 cm
diepte: 1.4 cm
materiaal: koper
opschrift: MAHIEU
opschrift: SPORTS Info: KOERS. Museum van de Wielersport
ALDEKA--------- De Kimpe A --------------- Petegem-Deinze --------België
Petegem-aan-de-Leie is een dorp in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen en een deelgemeente van Deinze, het was een zelfstandige gemeente tot aan de gemeentelijke herindeling van 1971. Petegem-aan-de-Leie ligt aan de zuidelijke oever van de rivier de Leie. Het dorp vormt tegenwoordig één enkele stedelijke kern met die van Deinze zelf, dat net aan de overkant van de Leie ligt.
Lion-Rapide is een Belgisch historisch merk van fietsen, invalidenwagens en motorfietsen. Deze laatste werden ook als Salira op de markt gebracht.
Ze werden geproduceerd door Steveninck & Fils, vanaf 1953 S.A. Lion Rapide, Alost ( Aalst ) van 1936 tot 1957.
Voorgeschiedenis
Het bedrijf werd in 1923 opgericht door het echtpaar Camille Steveninck-Huylebroek in Hofstade. Hun zoons werden direct bij het bedrijf betrokken: Frans voor de administratie en verkoop en Lucien voor de techniek. Tevens werd Adolphe Föhl (later betrokken bij Kreidler) als adviseur aangetrokken. Het bedrijf deed aan emailleren en vernikkelen maar bouwde daarnaast ook (zeer degelijke) fietsen. Deze fietsen werden al snel populair, het bedrijf te klein en in 1930 verhuisde men naar de Pieter Couckestraat in Aalst, maar enkele jaren later was het bedrijf hier alweer uit gegroeid en verplaatste men het naar de Kattestraat. Er werden toen al gemotoriseerde fietsen (waarschijnlijk met 60- en 74 cc Sachs-blokjes) en invalidenwagens gemaakt.
Lion-Rapide motorfietsen: Vanaf 1936 werden echte motorfietsen gemaakt, waarbij men vasthield aan de inbouwmotoren van Sachs, nu met 100- en 125 cc. Gedurende de Tweede Wereldoorlog werd de productie stilgelegd, maar de familie ontwikkelde in deze jaren een hydraulische telescoopvork. Bovendien werden - clandestien - enkele triporteurs op bestelling geleverd. In 1946 ging het bedrijf direct weer aan de slag. De Duitse Sachs-blokken moesten uiteraard wijken, men ging over op Britse Villiers-tweetakten, aanvankelijk van 125- en 200 cc.
De familie Steveninck besloot het meteen groots aan te pakken: er werden testrijders ingehuurd om de nieuwe voorvork te testen en er kwamen coureurs die de seriemotorfietsen in betrouwbaarheidsriten bestuurden. Het bedrijf groeide weer uit zijn pand en de productie-afdeling verhuisde naar Erembodegem. Lion-Rapide had zijn succes grotendeels te danken aan het feit dat men zich bij de "lichte" motorfietsjes had gehouden; in de crisisjaren waren die nog te verkopen en ook kort na de oorlog waren ze betaalbaar en nuttig voor veel klanten. Maar in 1951 kwam er toch een omslag: Er werd een viertakt gepresenteerd met het 350 cc kopklep-blok uit de FN M13.
Salira
In 1953 werd het familiebedrijf een NV (Société Anonyme Lion Rapide (Salira). Vanaf dat moment werden de motorfietsen onder twee merknamen gevoerd: de "luxe" modellen als "Lion Rapide", de "volksmotoren" als "Salira". In 1955 verdween de naam "Lion Rapide" geheel, en werden alleen nog Salira-modellen aangeboden.
Zircon is een historisch Belgisch merk van fietsen, brom- en motorfietsen.
Moto- en Rijwielfabriek Zircon, R. Decorte, was gevestigd in Aalst en produceerde van 1951 tot 1953 brom- en motorfietsen met inbouwmotoren van ILO, Le Poulain en Imme. Onder de merknamen "Zircon", "Freddy" en "RDC" werden ook fietsen geproduceerd.
Zele is een gemeente in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen. Zele ligt aan de autoweg E17 en tussen de waterlopen Schelde en Durme, en de twee steden Lokeren en Dendermonde.
DE PAU-WAEGEMAN -------------- Grembergen ------ België
Grembergen is een dorp in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen en een deelgemeente van de stad Dendermonde, het was een zelfstandige gemeente tot aan de gemeentelijke herindeling van 1977. Grembergen ligt in de Denderstreek aan de Schelde, op de linkeroever.
Impe is een dorp in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen en een deelgemeente van Lede, het was een zelfstandige gemeente tot aan de gemeentelijke herindeling van 1977. Impe ligt in de Denderstreek.
FLYER ----Poecke M. -----Temse/ Tamise----- België
Temse (Frans: Tamise) is een gemeente in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen, en is gelegen in het Waasland. Temse ligt aan de Schelde en is bekend van het inmiddels opgeheven scheepsbouwbedrijf Boelwerf en om de Scheldebrug (officiële naam: Temsebrug), de langste brug van België (365 meter).
Julius Holz was rond 1900 een vooraanstaand rijwielfabrikant en handelaar in België en in Nederland. Hij zetelde in Brussel maar had filialen in Amsterdam en Arnhem. Hij was ook agent voor BSA. 40 jaar later kreeg de firma pieter Dik uit Haarlem dit merk in bezit. In België werd het merk overgenomen door Van Haver, een handelaar uit Sint-Niklaas. Hij voorzag zijn La Perle fietsen van een mooi geëmailleerd merkplaatje.
Fietsfabrikant La Perle , Van Haver uit St. Niklaas, België
Handelsonderneming Breta-Aalten bevindt zich in Aalten (gemeente), Gelderland. Dit bedrijf is werkzaam in de volgende industrie: Fietsen. Handelsonderneming Breta-Aalten is gevestigd op Kreeft 23, 7122 TB Aalten, Netherlands, Aalten (gemeente), Gelderland.
Union begon als winkel van naaimachines, ijzerwaren en fietsen in 1904 en werd opgericht door de molenaarszoon Berend Jan van den Berg (1877 - 1936) in Den Hulst aan de Dedemsvaart, nabij Nieuwleusen. Naast de rijwielhandel ( die hij samen met zijn broer Jan (1879 - 1945) runde ) had men een bouwmaterialen- en houthandel, waar broer Evert (1882 - 1934) zich mee bezig hield. Berend Jan van den Berg importeerde aanvankelijk Orion- en Möwe-fietsen uit Duitsland.
1906, De zaak werd uitgebreid met een groothandel in rijwielen en rijwielonderdelen. J. van den Berg en E. van den Berg traden als compagnons toe. In 1911 begon men met de fabricage van eigen fietsen, de eerste frames hiervoor werden bij Gazelle te Dieren aangekocht. Al gauw werkten zo'n 100 mensen bij Union.
In 1914 werd het fabrieksgebouw (naar een kopie van de Gazelle fabriek) gebouwd. Het bedrijf groeide al snel uit tot de grootste werkgever van Nieuwleusen. 1917: Union bood alles aan wat een volwaardige rijwielfabriek moest kunnen presenteren: diverse modellen heren- en damesfietsen, koersfietsen, transportfietsen, fietsen met kogellager-trapas en op verzoek ook fietsen in kleur (grijs-beige). Sinds 1920 was het bedrijf een NV: de Union Rijwielfabriek v.h. B.J. van den Berg. Het bedrijf was in die tijd een fietsenfabriek van landelijk formaat. Per jaar werden er rond de 3.000 fietsen geproduceerd. Het 25 jarig bestaan werd in 1929 uitbundig gevierd.
Vlak voor de Tweede Wereldoorlog ging men motorfietsen en gemotoriseerde bakfietsen maken. Doordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak werd er niet veel geproduceerd. Het 40 jarig bestaan werd vanwege de oorlog sober gevierd. Na de oorlog zou Union ook huishoudelijke toestellen fabriceren. Na het overlijden van Berend Jan in 1936 en Jan in 1945 werden ze respectievelijk opgevolgd door zonen B.J. (1906 - 1992) en H.G. (1911 - 2000). De fabriek werd gemoderniseerd naar nieuwe inzichten en ook met hulp van een excursie naar fabrieken in Amerika werden allerlei moderne fabricage technieken ingevoerd.
1951: Union begon ook de eigen fabricage van bromfietsen. Alleen de motorblokjes werden niet zelf gemaakt. De bouwmaterialen handel kwam na het overlijden van Evert terecht bij zijn zoon Berend Jan (1915 - 1990) die zich toen afsplitste van de fietsenfabriek. 1955: Union werd een open N.V.
1964: In het kader van de opkomende vouwfiets-rage bracht Union de opvallende Strano op de markt. Geen echte vouwfiets, maar een tweewieler van maar 55 cm lang.. Voor Union was deze fiets geen succes en daarom wordt de verkoop al in 1965 weer gestaakt. In september van 1966 produceerde Union haar een-miljoenste fiets, dat bij een jaarlijkse productie van 75.000 fietsen. In de jaren zestig produceerde Union ook fietsen onder de merknamen Arizona en Savoy.
In 1965 ging men samenwerken met Kaptein, waardoor de Samenwerkende Rijwiel- en Motorindustrie Unikap N.V. ontstond. Dit betekende dat Union de bromfietsproductie staakte en de Kaptein Mobylette bromfiets het belangrijkste product werd en uit Frankrijk werd ingevoerd. Deze bromfietsen werden onder de naam Kaptein Mobylette door Motobécane in de fabriek te Pantin, Frankrijk geproduceerd. In 1973 zou de samenwerking weer ontbonden worden (Union behield de naam Unikap tot in 1984) en zou de laatste Van den Berg de directie van het bedrijf verlaten. Union was op dat moment de nummer drie onder de fietsfabrikanten van Nederland.
Een fusie met Batavus ketste af en de bromfietsproductie werd beëindigd. In hetzelfde jaar 1973 werd de fabriek in Nieuwleusen gemoderniseerd en uitgebreid. Het aantal medewerkers lag nu rond de 300.
Daarna volgde een moeilijke periode door wanbeheer van de directie, twee directieleden hadden zichzelf verrijkt door op een onwettelijke manier geld uit het bedrijf te verduisteren en bovendien werd het - in 1914 gebouwde - fabrieksgebouw in 1976 door brand verwoest. De brandoorzaak is nooit achterhaald. Eind de jaren zeventig steeg de jaarproductie van Union boven de 200.000 fietsen. Maar toch ging niet zo goed met het bedrijf. Union had immers problemen met het CBR, en het had ook problemen met de eigen directie. Het CBR (Centraal Bureau voor de Rijwielhandel) was een kartel, dat decennialang de hele Nederlandse rijwielbranche van fabrikant tot rijwielhandelaar domineerde. Er werden bindende afspraken gemaakt, niet alleen over prijzen maar ook over wie wat mocht en wat niet. Leveringen aan niet-CBR-leden waren uit den boze. Union legde deze regels eind jaren zeventig herhaaldelijk naast zich neer. Union-fietsen doken ineens voor een lagere prijs op bij ketens zoals de Makro en V & D , en de Union-dealers voelden zich benadeeld. Uiteindelijk stapte Union uit het CBR en kwam vervolgens in moeilijkheden, omdat het door de branche geboycot werd. Op de rand van de financiële afgrond kroop Union met een nieuwe leiding aan de top weer onder het dak van het CBR. Doch de reputatie van Union bij de rijwielhandel was daarna voor lange tijd aangetast.
De jaren zeventig en tachtig waren voor veel fietsfabrieken een moeilijke periode. Ook Union boekte zware verliezen, maar het bleef overeind. Aan het merk Union kleefde al lang het imago dat het een "plattelandsfiets" was. Hun fietsen hadden een eentonige uitstraling en werden inderdaad veel op het platteland verkocht. Een imago bereiken zoals Gazelle of Batavus dat hadden lukte bij Union niet. Daarom werden de dure modellen uit het assortiment gehaald en kreeg Union tegelijkertijd een eigentijdser imago aangemeten, met als doelgroep het koopkrachtige publiek boven de veertig jaar.
In 1992 stopte Union als eerste van de grote Nederlandse fabrikanten met de eigen kaderbouw en kocht de fietskaders voortaan bij de dochterbedrijf Rijwielframefabriek Janssen BV in Venlo, die echter na een jaar of vijf failliet ging. In 1993 nam Union de merknaam Rivel van de gelijknamige fietsfabriek uit Surhuisterveen over. Rivel werd nu het B-merk van Union.
Union had nu wel een nieuw imago maar de fabriek in Nieuwleusen was sterk verouderd. Tot woede van het personeel kondigde de fabrieksleiding in september 2001 aan dat de productiefaciliteit in Overijssel zou sluiten en worden overgeheveld naar de bulkfietsenfabrikant United Bicycles in Maasmechelen (België). Wie zijn baan wou behouden mocht de 300 km meeverhuizen. Ruim een maand later zag United Bicycles echter om financiële redenen af van dit plan.
Daarna bood Union zichzelf nog bij Accel/Batavus in Heerenveen aan, maar zonder succes. Vervolgens werd door een van de leveranciers voor Union het faillissement aangevraagd. Dit mondde op 1 november uit in een uitstel van betaling en het aannstellen van een bewindvoerder. Op 20 november werd het faillissement alsnog een feit.
Union had ondertussen ondanks alles ook de traditie van ongewenste doorlevering nog langer aangehouden: geen ander Nederlands A-merk had door de jaren heen zo veel fietsen aan het "grijze kanaal" (zoals warenhuizen) geleverd. In september 2001 spande de Retailorganisatie Euretco een rechtszaak tegen Union aan, omdat Union tweewielers met Euretco-specificatie voor een lage prijs aan fietswinkelketen Megabike geleverd zou hebben. Uitslag: Euretco mocht de beslaglegging op uitstaande betalingen aan Union ter waarde van 790.000 gulden handhaven en de Euretco-directeur mocht openlijk blijven beweren dat Union een "onbetrouwbare partner" was.
Voor de overname van (delen van) Union waren er een handvol gegadigden. Uiteindelijk viel de verrassende keuze van de curator op de sociale werkvoorziening Larcom uit Ommen, die al vele jaren assemblagewerk voor Union deed en ook een grote crediteur van Union was. Larcom maakte met Union een doorstart, waarbij één-derde van de oude Union-werknemers werd overgenomen.
De productie van Union verhuisde in 2003 naar een ander, moderner gebouw in Nieuwleusen. Union trachtte zich te profileren door - anders dan de concurrenten - fietsen volgens de persoonlijke verlangens van de klant samen te stellen. Voor de productie bleek dat wel een grote uitdaging te zijn, maar voor de verkoopcijfers leverde het geen toename op.
2005, Union, dat qua marktaandeel al jaren sukkelde werd door Larcom verkocht aan Dutch Bicycle Group (DBG) uit Schiedam, een fabrikant van B-merkfietsen voor ondermeer bouwmarkten en winkelketens. Feitelijk was dit het einde van Union als fietsfabrikant. Op 31 maart 2006 verlieten de laatste fietsen het gebouw in Nieuwleusen en werd de productie geheel overgeplaatst naar de werkplaats voor sociale werkvoorziening Larcom in Ommen.
Op 29 mei 2009 brandde een groot deel van het restant van het oude complex van de Union fietsenfabriek in Nieuwleusen af. In 2012 bereikten Pon Holdings en DBG overeenstemming over de overname van het fietsmerk Union. De productie bleef bij DBG en Pon ging alleen de merknaam gebruiken. Pon wou wel de kwaliteit verbeteren en het assortiment verbreden. Pon versterkte met deze overname haar marktpositie in de West-Europese fietsenmarkt. In 2011 nam Pon al concurrent Gazelle over!
EPAKO ……dit merk komt voor op een lijst van Belgische fietsfabrikanten en handelaars.
…… cette marque figure sur une liste de fabricants et de commerçants belges de vélos.
Balhoofdplaatje van fietsenhandelaar Royal Epako. Uiterst bovenaan het koperen plaatje is er een grote sierhaak aangebracht, die de bovenkant rond het hechtpingat omsluit. Bovenaan het plaatje zelf prijkt er een rood tekstkader met een opschrift dat het eerste deel van de merknaam toont. Centraal staat er een grijze olifant in profiel afgebeeld, op een lichtblauwe achtergrond met op de rechterkant een palmboom. Op de olifant is er een rood accent aangebracht. De voorgrond van de afbeelding bevat een groene tropische vegetatie. De afbeelding wordt geflankeerd door een vlak bezet met bolletjes. Op het vlak zijn er drie sterren onder elkaar afgebeeld. Onder de afbeelding bevindt er zich een rood tekstkader met een opschrift dat de rest van de merknaam toont. Net als bovenaan omsluit er onderaan een sierhaak het plaatje.
Over het verhaal van Rijwielfabriek T.HARTOG is er wat contradictie.
Hartog, TEHA van T. Hartog’s Bicycle Works, Teun Hartog (Haarlemmerstraat – later Rhenen)
Rijwielfabriek Hartog in de Haarlemmerstraat in Amsterdam. In de vroege jaren dertig verhuisde Hartog naar Zeist. Tijdens de crisisjaren in Duitsland nam directeur T. Hartog bekwame werknemers uit Duitse rijwielfabrieken in dienst.
De oprichter was Teun Hartog sr. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was zijn zoon Pieter Hartog lid van de NSB (de Nederlandse versie van Hitlers NSDAP) en sympathiseerde dus met de nazi's. De Hartog-fabriek was gevestigd in Zeist, het gebouw werd in beslag genomen door de Duitse bezetter en gebruikt voor hun oorlogsindustrie. De firma Hartog moest verder werken in leegstaande stallen. Na de oorlog werd Pieter Hartog opgepakt door zijn 10 jaar jongere broer Teun Hartog jr. die zich tijdens de bezetting onder de vloer van een kerk moest verstoppen en deel uitmaakte van het Nederlandse verzet. Vanaf dat moment maakte Pieter geen deel meer uit van het bedrijf. Zoon Teun jr. nam het bekende Duitse merk "Brennabor" op een veiling over van de geallieerden. Hartog exporteerde hun fietsen, dat was niet omdat de Nederlanders dachten dat ze "slecht" waren, maar ze richtten zich altijd al op de internationale markt en vooral op Indonesië, ook naar de V.S. werd geleverd.
Henk Verheul was de zoon van een boer en melkhandelaar, hij begon al op jonge leeftijd als leerjongen bij de Utrechtse fietsen- en motorfietsenhandelaar Rijnstra. Nadat hij daarna bij differente rijwielhandelaren c.q. groothandelaars in Amsterdam, Venlo en zelfs in Amerika ondervinding had opgedaan, begon hij in 1916 met een eigen zaak in de Hardebollenstraat. In 1917 kocht hij een oud patriciër huis met aangrenzende percelen aan de Keizerstraat in het centrum van Utrecht. Daarin vestigde hij zijn groothandel in rijwielonderdelen en banden onder de naam "H. Verheul & Zn." Verheul was toen pas 27 jaar en het zou nog jaren duren voordat een zoon van hem daadwerkelijk in het bedrijf opgenomen zou worden.
Al in het begin van de jaren '20 bouwde Verheul zijn eigen fietsen onder het eigen merk Rivertown. Volgens een catalogus van 1924 kwamen bij de duurdere modellen zelfs de frames uit de eigen fabricage, Verheul bood ook apart frames te koop aan. Opvallend was een transportfiets die in een advertentie van 26 januari 1924 beschreven werd: "... een transportrijwiel met verende vork en verende zadelpen, eigen gebouwde frame, bagagedrager van geheel nieuwe constructie waarmede het stuur gemakkelijk verzet kan worden." De verende voorvork was bedoeld voor het vervoer van breekbare goederen zoals flessen.
De Rivertown-fietsen zouden nog tot ca. 1970 bij Verheul gebouwd worden, maar vermoedelijk stopte Verheul al ruim voor de oorlog met het maken van eigen fietsframes.
Naast de verkoop van fietsen was vooral het ruime assortiment fietsonderdelen en accessoires al vroeg een kenmerk van de firma Verheul, en dat bleef ook altijd zo. Henk Verheul was een handelaar in hart en nieren. Al in 1932 schreef De Nederlandsche Rijwielhandel: "Het is bekend dat de firma H. Verheul & Zn. te Utrecht zich altijd heeft beijverd om zooveel mogelijk incourante artikeltjes in voorraad te hebben, zoodat zij haar cliënten nooit in den steek hoeft te laten.” Wie zoveel in huis had, had ruimte nodig. Dus breidde Verheul in 1934 ferm uit door naast zijn bestaand pand een nieuw gebouw van drie verdiepingen op te trekken. Dat was een gedurfde stap, midden in de heersende economische crisis.
In 1937 kwam Henk Verheul (Jr.) in de zaak, tien jaar later ook zijn broer Frans. Na de oorlog handelde de firma Verheul behalve in fietsen en onderdelen ook in huishoudelijke elektrische apparaten. In 1964 werd het bedrijf getroffen door het overlijden van oprichter Henk Verheul (Sr.). Omstreeks 1970 volgde weer een belangrijke verbouwing: in de groothandel werd omgeschakeld op zelfbediening, en de montageafdeling werd opgeheven. Voortaan werden de Rivertown-fietsen compleet ingekocht bij Cové in Blerick.
Eind 1975 viel het doek voor Rivertown: Frans was al uit het bedrijf gestapt, en Henk zag zich om medische redenen gedwongen om de zaak te sluiten. De rechten op de merknaam Rivertown werden aan Cové overgedragen dat nog een aantal jaren lang Rivertown-fietsen verkocht.