|
De ijstijd
Zon 600.000 jaar geleden veranderde het klimaat op de aarde. De straling van de zon werd minder, de winter werd kouder en ook s zomers ging de temperatuur omlaag. De zomers werden ook korter. In de winter viel er veel sneeuw. In honderden jaren werd Noord-Europa en de Alpentoppen bedekt met sneeuw. Omdat de zomers te kort en te koud waren dooide de sneeuw nooit helemaal, alleen de bovenste laag smolt. Als het dan weer kouder werd veranderde de gesmolten sneeuw in ijskorreltjes en de noemden we firn. De overgang van sneeuw naar firn duurde maar een paar dagen. Het gebeurde vooral op beschutte plaatsen, zoals in bergdalen. Op deze firn viel weer nieuwe sneeuw, zodat er een steeds zwaardere firn-laag ontstond. De lucht tussen de ijskorrels werd weggeperst. Zo ontstond er een ijsmassa die we een gletsjer noemen. Het kon wel honderden jaren duren voor dat sneeuw en firn een gletsjer waren. Wanneer de ijsmassa een bepaalde dikte had, begon hij te schuiven, dan zeggen we dat de gletsjer stroomt.
Lage zeespiegel
Door de kou kwam de sneeuw steeds verder naar het zuiden. De gletsjers rukten op tot in het laagland.Waar eerst altijd regen viel viel nu sneeuw. Het verschil is dat regen terugstroomt naar zee, en sneeuw en ijs niet. Dus bleef er veel meer water op het land liggen. De zeespiegel lag daardoor 90 meter lager!! De kustgebieden vielen droog, de eilanden werden met het vasteland verbonden. Bijvoorbeeld de Britse eilanden en Noord-Frankrijk waren een geheel. Veel later, toen het klimaat verbeterde smolt de sneeuw weer. In de ijstijd was eenvierde deel van de aarde bedekt met een dikke ijslaag. Behalve Groenland, Spitsbergen en het Zuidpoolgebied lagen ook grote gebieden in Amerika, Argentinië onder het ijs.Ook de Britse eilanden lagen onder een dik ijspak. In de Vogezen waren grote gletsjers.
Vier ijstijden
De ijstijd duurde van 600.000 tot 10.000 jaar voor Christus. Tijdens die 6000 eeuwen was het niet altijd even koud. Soms waren er ook warmere tijden. Eigenlijk was het dus niet een grote ijstijd.
Er waren vier ijstijden met daartussen drie warmere perioden: q 1ste ijstijd: 600.000 540.000 jaar geleden. q 2de ijstijd: 480.000 430.000 jaar geleden. q 3de ijstijd: 300.000 180.000 jaar geleden. q 4de ijstijd: 120.000 - 10.000 jaar geleden.
Toendra
Het landschap in de ijstijd zag er niet steeds hetzelfde uit. Dat kwam door de verschillen in de temperatuur. Als het heel koud was was het landschap kaal, er waren bijna geen bomen. Er groeiden alleen kleine struiken en planten die heel goed tegen de kou konden. Dit landschap heet toendra. De allerkoudste tijd was de 3de ijstijd, de grens van het landijs liep over midden-Nederland, ongeveer de grens Amsterdam-Nijmegen. Een groot deel van Nederland lag dus onder een dik pak ijs. Aan de zuidgrens van dit landijs werden op de Veluwe door de druk van het schuivende ijs lange heuvelruggen gevormd. Het zuiden van ons land had toen een toendralandschap.
Dieren in de ijstijd
Regelmatig worden er overblijfselen van dieren uit de ijstijd gevonden, dit worden fossielen genoemd. Het bekendst zijn de resten van zoogdieren, maar er zijn ook fossielen van schelpen en insekten. De meeste zoogdierresten komen uit de periode van de 3de ijstijd tot nu. Van de tijd daarvoor is er weinig gevonden. In Tegelen (Limburg) is een beroemde vindplaats. Daar zijn resten van dieren gevonden uit de 1ste ijstijd, zoals een aapje, een beer, een nijlpaard en een watermol. In de andere ijstijden leefden in ons land in de toendragebieden beren, wolven, herten, mammoeten, rendieren en reuzebevers. In de warmere tussenperioden leefden hier olifanten, rhinocerossen en sabeltijgers.
De mensen
Door vondsten in de bodem weten we dat er vanaf 250.000 jaar voor Christus mensen in ons land woonden. In het begin waren dat er maar heel weinig, ongeveer 1 per 10 tot 100 vierkante kilometer. Ze leefden van de jacht en van vruchten. Ze woonden in kleine groepen en trokken steeds naar andere plaatsen om eten te zoeken. Van deze mensen zijn geen resten gevonden.
Neanderthalers
Vanaf ruim 100.000 jaar geleden leefden hier de Neanderthalers. Ze worden zo genoemd omdat de resten van deze mensen voor het eerst zijn gevonden in een grot in het dal van Neander. Dat is een rivier vlak bij Dusseldorf. Zij waren de eerst mensen die hun doden begroeven. Waarschijnlijk konden ze niet echt praten, maar maakten ze met allerlei geluiden dingen aan elkaar duidelijk. Ze leefden tot ongeveer 30.000 jaar voor Christus, toen stierven ze uit. Het is niet bekend hoe dat kwam. |