MAGALUF
Over de baai valt de avond.
Met mijn liefste op reis
naar de achterliggende bergen.
De zwoele zomerwind
streelt haar blonde haren.
Met zachte teugen
proef ik van haar schoonheid,
beetje bij beetje,
niet te overhaast.
Als ik haar paleis betreed,
word ik bedankt
met
kirrend gezang.
Verblind door
haar naakte huid,
laait in mij de passie,
verlaat mij het water der oceanen,
belandt zij op een andere planeet.
Als wij weer op aarde zijn geland,
streel ik haar zachte hand,
glijden mijn vingers
langs haar gebruinde wang.
Achter de baai
bij zilveren pijnboomlicht,
zegt ze stilletjes:
'Ik zie je graag!'