Een voorbeeld van een overtreding van de eerste graad is een fietser die zonder licht rijdt. Ook het rijden op de busbaan of het niet gebruiken van de richtingaanwijzers tijdens het autorijden behoren tot deze categorie.

Wanneer een bestuurder of passagier zijn gordel niet draagt, is dat een overtreding van de tweede graad. Voor kinderen geldt een andere regeling. Een kind jonger dan twaalf jaar dat niet vastzit, staat gelijk aan een boete van 165 euro. Dat wordt dus beschouwd als een overtreding van de derde graad. Kinderen die kleiner zijn dan 1,35 m moeten op een speciaal kinderzitje zitten, anders krijgt de bestuurder hiervoor eveneens een boete van 165 euro.

Optrekken wanneer het verkeerslicht op oranje springt, telefoneren zonder handsfree kit of inhalen langs rechts zijn ook voorbeelden van overtredingen van de tweede graad.

Door een rood licht rijden, een witte doorlopende lijn oversteken en de instructies van de politie negeren, zijn overtredingen van de derde graad.