Begripsverkrachting
Het probleem met christendemocraten in een rechtse regering is dat ze op hun tenen moeten lopen om het beleid te verzoenen met hun ideologische uitgangspunten. Creatieve bollebozen gaan dan aan de slag om ideeën een andere betekenis toe te schrijven, om wat krom is recht te kunnen praten.
Dat is wat er rond de eeuwwisseling gebeurde bij onze noorderburen. Onder leiding van Jan Peter Balkenende werd het CDA toen opnieuw de leidende partij in Nederland, met een opvallend rechts programma. In de plaats van het poldermodel voor een verzorgingsstaat schoven ze een confrontatiepolitiek naar voren, met minder overheidsinmenging, maximale individuele verantwoordelijkheid en privatiseringen in de zorgsector en het onderwijs.
Ter verdediging beriepen de Nederlandse christendemocraten zich op het principe van subsidiariteit. Dat is een fundamenteel principe uit de christelijke sociale leer dat aangeeft dat de overheid zich niet moet inlaten met kwesties die gemeenschappen op een lager niveau zelf kunnen aanpakken. De spitsvondigheid was dat ze nu niet langer lokale gemeenschappen en verenigingen, maar de individuele burger beschouwden als uitgangspunt van het subsidiariteitsbeginsel. Zo werd subsidiariteit opeens een synoniem van maximale individuele verantwoordelijkheid.
Een principe dat wezenlijk tot het gemeenschapsdenken behoort, werd op die manier ingepalmd door het individualistische denken. Als politieke marketing kon zoiets tellen, maar intellectueel gezien was dat niets minder dan begripsverkrachting. Eens zo’n verdraaid discours ingang heeft gevonden, is het bovendien moeilijk om de klok terug te draaien.
Vandaar het risico op een duurzame verrechtsing. Dat zien we ook in Nederland. Zo is het quasi ondenkbaar dat het CDA van vóór Balkenende ooit in zee zou zijn gegaan met Geert Wilders.
Participatie
Vervalt CD&V in dezelfde zonde? Wat subsidiariteit was voor het CDA, zou het principe van participatie wel eens kunnen worden voor CD&V. Ooit drukte participatie uit dat je deel uitmaakte van een gemeenschap, tegenwoordig betekent het dat je op jezelf aangewezen bent.
Bij uitstek voor de christendemocratie is participatie altijd een kwestie geweest van opgenomen zijn in een sociaal weefsel van verantwoordelijkheid én solidariteit. Dat staat onder druk. Van de burger wordt nu verwacht dat hij participeert aan de samenleving, wat dan concreet betekent dat hij zelfredzaam is en op die manier geen ‘last’ is voor de overheid. Wie zelf zijn boontjes dopt, participeert aan de samenleving.
Wie rekent op de overheid, plaatst zichzelf buiten de samenleving. Falen in zelfredzaamheid heb je immers aan jezelf te wijten. Daaraan ben je schuldig tot het tegendeel bewezen wordt. Als burgers zichzelf willen organiseren in de coöperatieve en solidaire verbanden van het middenveld, dan is dat prima, zolang ze ook in dat geval niet op ondersteuning van de overheid rekenen.
Gaat CDV&V mee in de ruk naar rechts?
Dat rechtse discours van absolute individuele verantwoordelijkheid en uitholling van solidariteit vindt steeds meer ingang. Invloedrijke stemmen als die van de Britse psychiater Theodore Dalrymple – zowat de goeroe van Bart De Wever – vuren die verharding van de samenleving aan.
In de Zweedse coalities moet het tegengewicht vooral van de christendemocraten komen. Misschien wel dé politieke vraag van de komende vijf jaar is dus of CD&V meestapt in de ruk naar rechts. De Vlaamse christendemocraten waren tot nu toe een heel stuk socialer ingesteld dan hun geestesgenoten uit Nederland of Duitsland. Gaat CD&V dezelfde toer op als CDA en CDU/CSU, of behoudt ze haar identiteit?
De vraag is dan niet alleen of CD&V vasthoudt aan haar ideologische uitgangspunten, maar ook of ze die niet gaat verdraaien. Ofwel zal de partij erin slagen om het beleid een voldoende sociaal profiel mee te geven, ofwel zal ze onder druk komen om haar aandeel in een rechtse regering te rechtvaardigen.
Eens ze dan in eigen rangen overtuigd geraken dat begrippen als subsidiariteit of participatie anders ingevuld moeten worden, kan het gezicht van de Vlaamse christendemocratie voor lange tijd veranderen. Hardnekkige ideeën zijn immers duurzamer dan een legislatuur.
Debat?
De voorlopige berichten over de besparingen van de Vlaamse regering zijn een teken aan de wand. Het feit dat gezinnen en verenigingen – traditioneel de twee oogappels van de christendemocratie –zwaar geviseerd worden, suggereert dat de ideologische prioriteiten aan het verschuiven zijn.
Vijf jaar is lang en ze zijn nog niet eens echt begonnen. Tijd genoeg om mijn ongelijk te bewijzen. De lopende onderhandelingen bieden alvast de nodige kansen.
Als CD&V zich dan toch rechtser van het centrum aan het positioneren is, ondanks een campagne waarin Kris Peeters zich opwierp als de verdediger van een warm en sociaal Vlaanderen, dan verdienen haar kiezers en haar leden een open en kritisch debat, in plaats van een sluipende pervertering van het gedachtegoed. De christendemocratie van de eenentwintigste eeuw is immers de inzet.
(Dries Deweer is politiek filosoof. Hij is als aspirant van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek –Vlaanderen verbonden aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de KU Leuven.)