Ontdekking gezondheidseffect
Al in de oudheid wisten ze dat huisdieren een positief effect op de gezondheid van mensen hebben. Maar pas vanaf de jaren ’70 van de twintigste eeuw wordt dat wetenschappelijk bestudeerd. De Amerikaanse kinderpsycholoog Boris Levinson was de pionier. Op een dag kreeg hij een sterk in zichzelf gekeerd autistisch kind op zijn consultatie. Levinsons hond Jingles zat toevallig in de kamer. Wat Levinson niet lukte, dat kon de hond wel: het kind ging spontaan naar het aandachtige dier toe, begon het te aaien en ermee te praten.
Vanaf toen ging Levinson het positieve effect van dieren op mensen met emotionele en psychische problemen bestuderen. De eerste projecten startten in de Angelsaksische landen, omdat men er al lang positief staat tegenover het contact met dieren.
In België en in onze buurlanden zien dokters huisdieren vooral als dragers van allerlei infecties. Ze zijn er huiverig voor om ze in contact te brengen met zieke mensen. Toch bestaan ook bij ons een aantal mooie projecten, met toestemming van de overheid.
Hoe werkt het gezondheidseffect van dier op mens?
Niet het dier op zichzelf heeft een gunstige uitwerking, maar wel de relatie tussen één bepaalde mens en één bepaald dier. Net als bij mensen onderling zijn vriendschap en liefde tussen mens en dier het gevolg van een ongrijpbare en onvoorspelbare “chemie”.
De meeste studies over het gezondheidseffect van dieren op mensen zijn observaties. De uitwerking van een dier op een mens is immers heel moeilijk meetbaar en in cijfers vast te leggen.
Lichamelijke gezondheid
Ook als je niets mankeert, houdt een huisdier je fit en gezond.
Als je elke dag twintig minuten met de hond gaat wandelen, ben je na een jaar gewicht kwijt. Dat werd vastgesteld aan de universiteit van Missouri. Een dier strelen vermindert stress en verlaagt de bloeddruk. Je gaat minder vaak naar de dokter voor kleine gezondheidsproblemen en verlaat eerder het ziekenhuis na een opname. Dit onderzoek werd voor het eerst uitgevoerd in Australië en daarna overgedaan in Duitsland en China, met dezelfde resultaten. Kinderen die opgroeien met huisdieren, zijn gezonder. Ze hebben een sterker immuunsysteem en ontwikkelen minder vaak allergieën. Dat werd het eerst geconstateerd bij kinderen die opgroeien op een boerderij. Voor een dier doe je soms meer dan voor jezelf, maar indirect verwaarloos je jezelf minder. Dat is een van de redenen waarom daklozen soms een hond hebben.
Emotioneel evenwicht
Een dier in huis beschermt je tegen depressies. In de eerste plaats ben je nooit alleen thuis en is er altijd iemand die op je wacht. De affectie van je dier verhoogt ook je zelfwaardegevoel. Het veroordeelt je bovendien niet. Het maakt hem niet uit hoe je eruit ziet: jong en mooi dan wel oud, onaantrekkelijk, ziek of gehandicapt. Het enige wat telt is dat je er lief voor bent en er goed voor zorgt. Oudere mensen nemen minder geneesmiddelen tegen angst en neerslachtigheid. En dat is niet alleen omdat een beestje hen gezelschap houdt. Het zet hen aan om zelf actief te blijven en hun leven te organiseren: een hond moet regelmatig uitgelaten worden, ieder huisdier moet op tijd zijn eten krijgen en verzorgd worden. Als een naaste overlijdt en je plots alleen komt te staan, kun je vaak niet lang op aandacht en geduld rekenen. Dan kan een trouw huisdier een grote troost zijn. Dat betekent natuurlijk niet dat je iemand die pas zijn levenspartner verloren heeft, maar een hond of kat cadeau moet doen!
|