De streek rond Tongeren werd ten tijde van de Romeinen bewoond door de Eburonen. Tussen 53 en 51 v Chr. verwoestte Julius Caesar, als wraak op Ambiorix, het land van de Eburonen en roeide de stam bijna volledig uit.
Het vrijgekomen gebied werd met de steun van de Romeinen ingenomen door de Germaans Tungri. Tussen 17/16 v Chr. en 12 v Chr. was er in dat gebied een legerkamp gevestigd. Daarna stichtten de Tungri, een samenraapsel van allerlei stammen, waaronder hoogstwaarschijnlijk ook de restanten van de Eburonen, op de plaats van dit kamp een nieuwe stad en gaven er de naam Atuatuca Tungrorum aan. Later werd dit Tongeren, en is daarmee de oudste stad van België.
De stad ontwikkelde zich tot een bloeiende Gallo-Romeinse nederzetting. Een knooppunt, van grote (heirbaan Bavai-Keulen) en kleine wegen, en met een kleine bevaarbare waterweg (Jeker), dat gelegen was te midden van een vruchtbare streek. Weldra werd er een administratief centrum en garnizoensplaats gevestigd. De stad had echter zwaar te lijden van een grote brand tijdens de Bataven-opstand in 70 n. Chr.
In de 2de eeuw kreeg de stad een eigen omwalling, een Romeinse muur. Dit was de grootste omwalling die de stad ooit zou krijgen. De stad was op zijn hoogtepunt. In de 4de eeuw werd deze muur ingekort en omsloot enkel nog het hoger gelegen stadsdeel. In deze periode werd de stad vereerd met het bezoek van onderkeizer Julianus. Van de omwalling uit deze periode is in feite enkel nog de Romeinse Toren op het Vrijthof bewaard, terwijl van de muur uit de 2de eeuw nog verschillende stukken overeind staan.
|