O parel,die de Heer ons gaf Van aan ons wieg tot aan uw graf, Mijn heilig Moederken. 
Zoo'n liefde straalde door uw lach, Dat ik er iets van God in zag,
Mijn éénig Moederken.

En daar gij uitverkoren waart, Werd ook het leed U niet gespaard, Mijn edel Moederken.

In hart en oogen,in de ziel, Daar overal het kruis op viel,
Mijn vrome Moederke.

Maar hoe de pijn door 't hart U sneed, Toch stond uw "Fiat" steeds gereed, Heldhaftig Moederken.

Uw leven was een wierookvat; Voor Paus en Kerk en vreê gij badt
Zo vurig, Moederken.

Uw consummatum is geweest Op dit zoo tragisch Pinksterfeest, Wanneer ,o Moederken 
Begraven levend onder 't gruis Van ons aan stuk geslagen huis,
Dààr naast mij Moederken.

Gij als offerlam U boodt, U leggend in Maria's schoot Voor eeuwig...Moederken.
M.-L. M.

|