FLORIS EN BLANCEFLOER.
Diederic van Assenede maakte zijn vertaling van de Franse Floire et Blancheflor lieden die het Frans niet machtig waren. Hij wilde duidelijk maken dat het pad van de hoofse minnaar niet altijd over rozen gaat, maar dat oprechte, standvastige liefde inspireert tot ongekende heldendaden.
De vrome Blancefloer groeide op aan het Spaanse hof.
De zoon van de moslim-koning Floris groeide samen met Blancefloer op aan het hof van zijn vader.
Naarmate zij ouder werden groeide hun kindervriendschap uit tot oprechte liefde.
Toen de koning, Floris vader, hoort van hun heimelijke liefde wil hij het meisje uit de weg ruimen.
De koningin had een plannetje
Zij stelde voor om Floris weg te zenden op een verre reis.
Blancefloer wilde ze verkopen aan kooplieden uit een ander ver land.
Voor Blancefloer zouden zij een prachtig graf bouwen om Floris bij zijn terugkeer te doen geloven dat zijn geliefde dood was.
Zo geschiedde
Toen Floris terugkwam toonde ze hem het graf. Maar ondanks zijn verdriet ontdekte de jonge prins het bedrog en besloot Blancefloer te gaan zoeken.
Hij kwam er achter dat zijn geliefde gevangen werd gehouden in de stad Babylon en reisde er heen. Eens daar aangekomen, wist Floris langs de stadswachters te geraken verstopt in een bloemenmand?
Zo raakte hij binnen in de toren waar Blancefloer werdt vastgehouden door de emir. Toen de emir Floris en Blancefloer in bed betrapte, wilde hij hen doden.
Het kwam echter tot een rechtszitting, waar de liefde tussen de twee jonge mensen de aanwezigen zo ontroerde dat Floris en Blancefloer mochten blijven leven.
Toen het bericht kwam dat Floris ouders waren overleden, keerde het jonge paar naar Spanje terug. Daar werden beiden gekroond en Floris liet zichzelf en heel zijn volk dopen. Ze kregen een dochter, Berte met de grote voeten, die op haar beurt de moeder zou worden van Karel de Grote.
Voor de liefhebbers nog een fragmentje in Middelnederlands waarin Floris, staande bij het graf van Blancefloer, een eind aan zijn leven wil maken.
Doe rechte hem Floris van den grave,
Niet verre bleef hi staende daer ave;
Tenen griffie voedersele hi vinc
Daer ene guldine griffie in hinc,
Die hem hadde gegeven Blancefloer
Op minne, doe hi van haer voer.
Alse Floris die griffie uut trac,
Hi hiltse vor hem ende sprac:
Dese griffie, Blancefloer, daeddi maken
Ende gaefse mi bi derre saken,
Als icse dan saghe, dat si woude
Dat ic haers gedinken soude.
Nu leget mijn troest an di allene,
Du salt mi lossen uten wene,
Daer ic in ben, ende nemen mi dat leven,
Al ne waerstu mi niet daer toe gegeven.
Haest, dats wesen sal, dat doe.
Metten woerde droech hise hem toe
Ende wildse te sire herten
Als icse dan saghe, dat si woude
Dat ic haers gedinken soude.