Ik werd soldaat. Ik moest zoals dat heette, mijn militaire plicht vervullen.
Gelukkig was dat in een tijd dat wij slechts acht maanden dienst moesten doen. Ik moest “binnen” van 15 Februari tot 15 Oktober, dus het grootste gedeelte in het goede seizoen en in ieder geval niet in de winter.
Het begin viel echter niet mee. Ik reed met tram 63 tot in Polygoon, want ik moest me aanmelden in de artillerieschool bij de “opnemingsdienst”. Deze stompzinnige vertaling uit het Frans begreep ik niet. Maar dit was namelijk het eerste jaar dat de Vlaamse “miliciens” in de Vlaamse taal (of wat daarvoor moest doorgaan) gedrild werden. Wij werden dan ook onmiddellijk uitgekafferd in een mengelmoes van Frans en Antwerps, met de bedoeling ons schrik aan te jagen. Daarin schenen die kerels, die we rap “gamellenboeffers” noemden, plezier te hebben.
Daar stonden we dan in een ongelijke dubbele rij met ons soldatenvaliesje aan de voet en gelukten er niet in ons op alfabetische volgorde te plaatsen. Of was die militair, die zich over ons druk maakte, zó lomp? Na een hele tijd, voldoende om een flinke verkoudheid op te doen, op die tochtige koude koer, was hij het moe. Ofwel was hij ook doorkoud. We mochten binnengaan en met 25 man een kamer delen. Er waren vier kamers en er was 100 man geteld in de rij buiten. Toen in een kamers maar 23 man was, heeft het een vol uur geduurd eer ontdekt was dat op een andere kamer 26 man was, hoewel er maar 25 bedden stonden. Toen eindelijk alles herverdeeld was bleek ergens toch nog 24 man te zijn. Nu werd herhaald herteld, per kamer, met iedereen aan het voeteneind van het bed. De 25° is nooit gevonden.
Toen moesten we in de “houding” gaan staan. Wij wisten niet wat dat betekende, maar gingen allemaal zo recht mogelijk staan. We werden toegesproken door een stompzinnig ventje, die negeerde de elementairste begrippen van opvoeding, beleefdheid en mensenkennis en trachtte door zijn ongemanierdheid zijn minderwaardigheid te verbergen. Wat mij het meest verbaasde was dat verscheidene rekruten er toch door beïnvloed werden en schrik kregen van deze zogenaamde militaire tucht. Voor mij leek het een kinderachtige klucht, een indruk die nog versterkt werd toen we in de gang een redevoering moesten aanhoren. Voorlezing uit een boekje door een officier, deze had moeite met het voorlezen van de tekst, die zeker door een Brusselaar uit het Frans is vertaald geweest.
Herhaaldelijk hoorde ik als in een litanie: “de dood met de kogel” voor alles en nog wat. Hoe ze iemand “met de kogel” moesten dood krijgen ging mijn begrip een beetje te boven.
Na deze officiële verwelkoming, mochten we dekens gaan halen. We waren nog steeds in burgerkledij, de volgende dag ook nog. Sommigen waren in hun zondagse pak, om te laten merken dat ze van betere stand waren. Aan anderen was zó te zien dat ze uit een arme boeren- of arbeidersfamilie kwamen. Op die twee dagen tijd waren onze kleren grondig bevuild op die smerige kamers.
De sukkelaars in hun beste kleren werden door dat klein stuk arrogantie opgecommandeerd voor de vuilste karweien, waaronder eten halen de aller vuilste was. Ze zouden die nieuwbakken soldaten wel afleren de mijnheer uit te hangen. Mijnheren waren er niet bij het leger, alleen ondergeschikten. Het ongemanierd ventje eiste dat wij hem “wachtmeester” noemden en telkens in de houding gingen staan. Dan blies hij zichzelf op in wellustige verwaandheid. Stilaan groeide de haat in de harten van de mannen en ge kon in hun ogen lezen dat ze de eerste keer dat ze die prutsvent in het duister zouden ontmoeten...
Maar het is wel gekoeld zonder blazen.
Voorlopig bleef een diepe depressie hangen in het gemoed van de jongens en al hun overmoed om soldaatje te spelen was verdwenen. De volgende morgen mochten wij allemaal naar de cinema gaan in een grote kamer, waar de ruiten nog gedeeltelijk zwart geverfd waren. Na een voorafgaandelijke uitleg over de gevaren van de liefde, bijzonder deze met meisjes die overal in de cafés aanwezig waren, begon een stokoud toestel een versleten film af te draaien. Hetgeen we er nog van konden zien waren de vreselijkste dingen over syphylis en druipers, die ge U maar kunt voorstellen.
Enkelen zaten er maar bleekjes bij terwijl anderen onbedaarlijk lachten, wat bedreiging met cachot enz, ten gevolge had.
Aldus seksueel voorgelicht konden wij het soldatenleven beginnen.
Na voorgaande Blogs zoals : blog.seniorennet.be/adr1939 : de belevenissen van mijn vader gedurende WOII, en het luchtige verhaal over mijn geschiedenis: blog.seniorennet.be/wdr1946,
wil ik het nog eens een beetje militair houden, maar dan echt humoristisch.
Dit verhaal is nochtans rechtstreeks de verklaring van de houding van mijn vader in begin 1939.
Ikzelf trof daar in Elzenborn veel gelijkenissen met zijn verhaal aan.