Heel oude Brusselaars - de echte, voor zover die nog bestaan,
zullen zich allicht nog herinneren hoe hun vader of grootvader besmuikt moest toegeven wel eens langs dat intussen reeds lang verdwenen etablissement in Dhuugstroot (Hoogstraat, in het verlengde van de voddemèt) gepasseerd te zijn en terloops een sluikse blik door de gordijnen poogden te werpen,
Wat zich daarbinnen afspeelde was niet bedoeld voor godvruchtige zieltjes en nog minder voor hun liefhebbende eega's.
Het was inderdaad een ”kaberdoesjke” van verdacht allooi, tegenwoordig heet dat een café waar de “dames” meedrinken, al dan niet op kosten van de Visa-kaart van 't stad. De mot kwam er voorgoed in (1938) toen de wet-Vandervelde het nuttigen van alcohol aan banden legde, de andere activiteiten bleven buiten schot, maar het kwaad was al geschied net zoals voor talloze andere handelszaken in hetzelfde genre.
Zo verscheen er op zekeren dag het opschrift, onder de bekende benaming In de Dikke Luys : “Tenue par la veuve,,,” wat meteen aanleiding gaf tot een aantal spuiters om er minder kiese benamingen aan toe te voegen.
Waarom ik dat allemaal vertel? Wel, ik kan moeilijk mijn Brusselse roots verdoezelen, bovendien ben ik er nog trots op ook, mijn grootouders aan vaderskant arriveerden in de Marollenwijk vermoedelijk rond het begin van de jaren 1900, weggevlucht om economische redenen uit Asse-Zellik naar de hoofdstad.
Vader werd geboren in de Rue des Tanneurs, een groot gedeelte werd platgesmeten terwille van de Noord-Zuid-verbinding, idem enkele aanpalende straatjes, o.m. het beruchte smokkelstraatje rue du Radis.
|