2 x Ida Dequeecker : dochter en kleindochter van Willem Elsschot met dezelfde voornaam
Ida Dequeecker studeerde geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Gent, stichtte in 1969 de Vlaamse afdeling van Dolle Mina en is de kleindochter van Willem Elsschot via diens dochter Ida. Zij stond geruime tijd geleden een interview toe aan De Morgen in het kader van een hulde aan haar grootvader en dat gepubliceerd werd onder de titel "Ida Dequeecker eert de Fine Fleur van Elsschot".
Ida Dequeecker:
Er is al zoveel over Elsschot gezegd. Wat mij dwars zit is dat grootmoeder enkel aan bod komt in functie- van.
Grootmoeder stierf de dag na haar man. Zij ontwaakte niet uit haar middagdutje. Dat heeft bijgedragen tot de mythevorming van het ideale echtpaar, en doet geen van beiden recht, vind ik. Het waren allebei sterke persoonlijkheden, als magneten tot elkaar aangetrokken, maar ook met de spanningen van dien. Wanneer zij niet "on speaking terms" waren ging de communicatie "per bel" en werd grootvader aan tafel geluid
Grootmoeder hield het gezin overeind en bestierde alles. Dat ging tot en met het dagelijks klaarleggen van schone kleren en een zakdoek voor haar man en hem ertoe verplichten minstens één keer per week in bad te gaan. Voor een intelligente vrouw als zij was het een frustratie opgesloten te zitten binnen een huishouden met zes kinderen. Zij was een sterke vrouw- ook heel mooi, met een heel mooie stem- die haar eerste kind zeven jaar zelfstandig opvoedde vooraleer het tot trouwen kwam met Walters verwekker. Zij vertelde ons (kleinkinderen) daar dikwijls over, dat Fons in princiep elk weekeinde op bezoek kwam. Met het oog hierop- we hebben het nu over ettelijke decennia geleden- snoerde zij zich met behulp van een deurklink of een zus in een korset, waarna zij met die toegeknepen tang tot geen andere handeling in staat was dan "ademloos" te wachten op de prins, die kwam of niet kwam.
In de boeken is de relatie tussen Fons en Fine idealistischer voorgesteld dan zij in werkelijkheid was. Die sterke vrouw met dat half dozijn kinderen en die kunstenaar van een man, die dat niet altijd was, maar zo zijn kunstenaarskuren had, moest bij momenten tot botsingen leiden. Wat men maar niet in consideratie wil nemen is dat die vrouw haar persoonlijke dromen en aspiratie inleverde ter wille van wat "de man" voor ogen stond.
Ik was niet bang voor grootvader, hij imponeerde het kleine meisje.
Maar je had de verschillende varianten Elsschot. Als mijn grootouders bij ons in Mechelen op bezoek kwamen, gedroeg hij zich als een model-opa. Terwijl de groten in een andere kamer keuvelden, verlustigde hij zich als enige volwassene in allerlei spelletjes van de vijf kleinkinderen. Hij nam daarmee aan deel niet voor de vorm,neen grootvader was van ons.
Hij had een gruwelijke hekel aan het misbruikt worden als schrijver Bepaalde Mechelaars wisten van de wekelijkse bezoeken af en nu en dan vroeg iemand aan mijn ouders om een ontmoeting te arrangeren. Een keer is daar op ingegaan en dat is geen succes geworden.. Een socialistische schepen had het voor mekaar gekregen dat hij "toevallig" bij ons thuis zou zijn als de grootouders er aan kwamen. Toen het zover was vergat de man alle afspraken over een discrete opstelling en stevende recht op grootvader af, mijn oma daarbij flagrant negerend. In zo'n situatie kon Elsschot uitermate grof uithalen, hier dus ook. Hij stond de man te woord in het goorste Antwerps en informeerde of de schepen getrouwd was. Jawel, meneer Elsschot. En kinderen? Nog niet meneer Elsschot, maar die komen er zeker.
"Dat is goed," apprecieerde Elsschot," dan zult gij ooit nog eens een onnozele lul worden als ik!"
Uit de privésfeer werden zowel de schrijver als de zakenman gesloten. Allebei taboe. Wel present aan de koffietafel was de rebel die de kant van de zwakken kiest. Dat rebelse heeft hij met goed gevolg doorgegeven; ik ken geen enkele De Ridder die niet in mindere of meerdere mate rebels besmet is. Voor de zwakken en de kleinen, tegen de machthebbers.
Partijpolitiek sprak hem niet aan, maar hij was zeer links gericht met communistische sympathieën Hij bewonderde Lenin en toen in 1957 de Russische Spoetnik als eerste kunstmaan ter wereld aan zijn baan om de aarde begon, knalden in de Lemméstraat de champagnestoppen. Ook grote vreugde in 1953, bij de verovering door de communistische Vietminh van de Vietnamese plaats Dien Bien Phu op het Franse leger.
Hij cultiveerde een visie op een andere soort maatschappij, al was deze eerder poëtisch dan politiek getint. Die gaf hij door. Mijn moeder Ida was tijdens de Spaanse burgeroorlog actief met breien van truien voor republikeinen en andere vrouwelijke solidariteitsacties. In die recalcitrante geest ben ik opgevoed.
Vrijzinnigheid en een open geest waren hem eigen. Heiden zijn als normaal gegeven, met een vanzelfsprekend begrip voor wie anders denkt. Elsschot had geen behoefte aan papenvreterij, hij koesterde de bijbel als kunstwerk en onderhield een vriendschappelijke relatie met schrijver-priester Albert Westerlinck.
Dat Willem Elsschot ook hier als belangrijkste personage uitkomt bevestigt mijn standpunt dat de vrouwen in de rebellenclub De Ridder het moeilijk hebben. De mannelijke De Ridders ventileren doorgaans een sterk ontwikkeld ego-beeld, gedragen zich zelfverzekerd en onderscheiden zich door een gemak in omgang met de buitenwereld. Dat de vrouwen lastige tantes lijken, ligt aan een dubbelzinnige behandeling. Vooruitstrevend aan grootvader was dat hij zijn dochters stimuleerde om door te studeren: Adèle handelsstudies, Anna kunstonderwijs en Ida een sociale opleiding, met dien verstande dat zij thuis keihard moesten meedraaien, in dienst van de mannen! Ook grootmoeder vond dat normaal, in de huiskring werd een traditioneel patroon aangehouden. En die mentaliteit is nog niet passé, de vrouwelijke clanleden hebben het moeilijk om zich sociaal en artistiek te affirmeren, terwijl de mannen knipogend verder gaan zich de mooie rol toe te eigenen. Die onbehaaglijke macho-attitude moet aan de basis van mijn feminisme liggen.
Ik blijf in vertedering aan grootvader terugdenken. Die onderkoelde humor van hem, waar koop je die nog? Toen hij op het einde van zijn leven ziek werd -hij was nooit eerder ziek geweest- botste dat met zijn trots. Hij vond ziek zijn vernederend. Dat anderen je lijdend lichaam in handen nemen. Hij sloot zich nog meer af en bood bij momenten, conform de slotregel van "Het huwelijk", "die godvergeten en vervaarlijke aanblik."
Mij duidelijk afzettend tegen de legendevorming van het ideale paar is het wel troublant hoe Fine haar Fons in het graf volgde. "Naar die vermaledijde heerlijkheid waar een gouden vogel jubelt, véél hoger dan de leeuwerik."
Als afsluiter nog enkele door mij geprefereerde zinnen of formuleringen door mij kriskras geselecteerd uit Elsschots oeuvre.
Uit "Pensioen":
Het betreft de twijfels die gerezen zijn over de vraag of zijn neef, die door het leger opgeroepen was, al of niet gesneuveld was.
Tijd winnen was hoofdzaak, want over twaalf maanden vernemen dat hij al dood en begraven is, dat zou minder erg zijn dan 't bericht dat hij juist aan de beurt was gekomen. Hoe verser het lijk toch, hoe dieper de smart. Een dode die nog omhelsbaar is verlokt tot teugelloos leedvertoon, terwijl een bepaalde graad van ontbinding zelfs de tranen van een moeder stollen doet als de poolwind het water en een korte ontzetting geeft die minder slopend is dan zo'n leed waar geen eind aan komt. De normale rouwperiode wordt uitgeschakeld, want die behoort aan te vangen met de laatste snik en de tranenreeks die men heeft moeten missen kan achteraf niet meer volkomen worden bijgeschreid. Evenmin kan een geluk, waarvan men een tijdlang onwetend is gebleven, later nog met hetzelfde kabaal worden gevierd. Er is een tijd voor alles. Het feest dat uitgesteld is dient opgewarmd als een gerecht van de vorige dag en ieder moet aan 't draven gaan om zijn eigen stemming te achterhalen en te beletten dat haar blanke kleed verlept tot een gewaad van rouw. Ja, er is voor alles een tijd.
Ook uit "Pensioen":
Het gaat over geld dat moeder zich onrechtmatig heeft toegeëigend.
Behoorde dat hele pak moederliefde niet ter plaatse verdelgd te worden?
Uit "Kaas":
Ik ga op haar toe en sluit haar in mijn armen. En als mijn eerste tranen op haar verweerd gezicht vallen, zie ik dat zij mij tegenweent.
En opeens is de keuken weg. Het is nacht, en wij staan weer alleen, zonder kinderen, in een eenzaam oord, zoals dertig jaar geleden toen wij een stil plekje opzochten om in vrede te kunnen schreien.
Meer in een volgende bijdrage.
Raymond
|