Op de blog "Dagelijks iets Degelijks" van Ronny de Schepper ontdekten wij onderstaand artikel over de internationaal bekende Gentse sopraan Vina Bovy. De Heer De Schepper is oud-journalist van de Rode Vaan en Het Laatste Nieuws en een literaire duizendpoot. Wij verwjzen u graag naar zijn intressante blog : http://ronnydeschepper.wordpress.com/over-mij/
De professionele en gedetailleerde beschrijving zal hopelijk velen van onze lezers boeien en wij danken de Heer De Schepper voor zijn knap opzoekwerk dat tevens een stuk Gentse geschiedenis bevat. Over het interview dat Joos Florquin had met Vina Bovy, laten wij u ook het fragment zien, waarin zij (een beetje grootsprakerig) vertelt over het Vlaamse lied dat zij zong in het Kursaal van Oostende. Tenslotte volgt er nog één fragment waarin u kennis maakt met de stem van deze grote Gentse dame.
Vina Bovy werd als Malvina Johanna Pauline Félicité Bovy in Gent geboren op 22 mei 1900. "Aan Sint-Pieters" zoals ze zelf zegt, meer bepaald in één van de armenbeluiken in die buurt, die ondertussen zijn afgebroken om plaats te maken voor gebouwen van de Gentse universiteit. Het De Vreese Werkmanskwartier (zo genoemd naar Livien De Vreese, die het beluik in 1848 had ontworpen) bevond zich op de plaats waar sedert 1935 de universiteitsbibliotheek staat. (Sommige bronnen noemen als geboorteplaats het nabijgelegen, nog armtieriger Bataviabeluik, maar dat werd reeds in 1883 afgebroken om plaats te maken voor het Instituut der Wetenschappen op de Rozier.) Ook een andere zangeres, de 26 jaar oudere Mathilde Pede, die eigenlijk vooral bekend werd omdat ze de ramp met de Titanic overleefde, woonde in het De Vreese Werkmanskwartier.
Vader Prosper Bovy, van beroep letterzetter, was geen zacht eitje. Vlak voor zijn huwelijk had hij nog tien dagen "cachot" gekregen "pour coups et blessures". Alhoewel de familie Bovy voortdurend verhuisde (binnen dat beluik en ook wat verder, richting Kuiperskaai), woonde Prosper in die periode in de Lange Kazernestraat waar "diverse lichte vrouwen" en "vrouwen met kaart" vertoefden. Vina zelf werd trouwens amper zes maand na het huwelijk geboren. Dat was om twee uur 's nachts in de Rogierstraat, waar haar grootouders langs moeders zijde woonden. Ze ontleent haar voornaam trouwens aan haar grootmoeder. Vader Prosper was toen 22, moeder Caroline Van Overberge amper 18 en zonder beroep.
Als Vina zeven maand oud is, verhuist de familie naar café Van Dijck in de Sint-Amandsstraat 30, maar als ze haar eerste verjaardag viert, wonen ze al opnieuw in de beruchte Lange Kazernestraat. Nog eens vijf maanden later zit de familie weer in de Sint-Amandsstraat, maar nu op nr.12. Het is hier dat Vina's zus Marie wordt geboren, die slechts een veertiental dagen in leven zal blijven. Nog een kleine twee weken later sterft dan haar moeder, net zoals haar zusje aan cholera, waarna vader Prosper Bovy een jaar later sterft van verdriet, althans toch zoals Vina zelf het later zal vertellen.
Ondertussen werd Vina grootgebracht door haar grootouders die op dat moment in de Rozierstraat wonen. Dat blijft zo tot ze haar carrière als zangeres aanvat. Ondanks haar zeer armoedige afkomst verklaarde ze aan Joos Florquin in een aflevering van "Ten huize van" dat ze een zeer gelukkige jeugd heeft gekend. Op de een of andere manier moet haar grootvader niet onbemiddeld geweest zijn, want hij ging met haar zelfs af en toe naar de opera. Toch is Vina op een bepaald moment van school weggegaan om bij een korsettenmaker haar kost te verdienen, toen haar grootvader (zij het niet gemeend) gedreigd had haar naar een weeshuis te sturen omdat ze te veel op het gezinsbudget woog.
Sinds de Duitsers in 1914 België waren binnengevallen, waren alle scholen gesloten en mocht er alleen nog les gegeven worden aan het conservatorium (kunst kon volgens de Duitsers misschien wel de wereld redden, maar zeker geen bedreiging vormen voor het regime). Een vriendin nam Vina daarom mee om theaterles te gaan volgen. Dat beviel haar zozeer dat ze in 1915 ook zangles begon te volgen. Een jaar later legde ze examen af met "Wat is het toch goed" van Lieven Duvosel en de romance van Zaïda uit de opera "Don Sebastiano" van Gaetano Donizetti. Datzelfde jaar nog, meer bepaald op 17 september, trad ze voor het eerst in het openbaar op en wel in de nieuwe feestzaal Ons Huis op de Vrijdagsmarkt. Haar aria's uit "Les Dragons de Villars" en "Romeo et Juliette" klonken zo veelbelovend dat ze alles op alles zette en naast haar lessen in het conservatorium, stiekem ook nog privé-les ging volgen bij de toen blijkbaar zeer bekende pedagoog Willemot.
Nadat ze in 1917 te horen was in de Minardschouwburg in "De zingende molens" van Arthur Van Oost, debuteerde ze op 21 januari 1918 als Argentine in "Les deux billets" van Poise in het operagezelschap van het NTG. Leider hiervan was de componist Oscar Roels (1864-1938), tevens directeur van het conservatorium. Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog waren de activiteiten in het NTG weliswaar stilgevallen, maar in 1915 kon Roels toch opnieuw een operagezelschap oprichten dat, afgewisseld met een toneelgezelschap, de schouwburg bespeelde. Dit gezelschap werd opgeheven bij het einde van de oorlog, maar op die periode van acht maanden had Vina Bovy toch nog opgetreden als Musetta in "La Bohème", Hänsel in "Hänsel und Gretel" en Sophie in "Werther".
Na de wapenstilstand werd Oscar Roels directeur van de Franse Opera op de Kouter en Vina Bovy volgde hem. Ze opende zelfs het operagebouw met het Amerikaanse volkslied, terwijl ze een Amerikaanse vlag omklemde. Daarna hernam ze haar rol van Musetta, maar later volgden ook Stéphano in "Romeo et Juliette", eerst Siebel en daarna Marguerite in "Faust" en de titelrol in "Les Noces de Jeanette".
Ondertussen was er iets gebeurd dat later stilzwijgend uit alle biografieën werd geschrapt. Op 14 mei 1919 huwde ze Seraphine Philemon Desmedt, van beroep bediende. Ze gingen bij zijn ouders in de Nieuwe Sassepoortstraat inwonen. Als deze echter een jaar later naar de Graslei verhuizen, blijkt volgens documenten in het Gentse stadsarchief dat Vina reeds gescheiden leeft van haar man, al zal de scheiding officieel pas in 1922 worden uitgesproken. In 1924 zal ze Gent dan verlaten om in Sint-Joost-ten-Node te gaan wonen (wellicht bij haar minnaar, de zanger André Burdino), want in die tijd trad ze vooral op in de Muntschouwburg ("daar leerde ik acteren").
Tot 1923 zal ze in de Gentse opera nog onder andere Micaëla in "Carmen" zingen, Nedda in "I Pagliacci", Mimi in "La Bohème", Salomé in "Hérodiade" en de titelrollen in "Thaïs", "Louise" en "Madama Butterfly". In 1921 heeft ze ondertussen samen met André Burdino een concertreis gemaakt naar Peru. In de zomer van datzelfde jaar zijn ze samen ook te horen in "Il Barbiere di Siviglia" in de Parijse Opéra Comique. De Parijse Opera zal haar favoriete operahuis blijven tot in 1947. Ze vertolkt er niet minder dan zestig maal de rol van Manon Lescaut en meer dan dertig maal die van La Traviata.
Het is ook als Manon dat ze in 1926 op vraag van Arturo Toscanini debuteert in de Scala van Milaan. Zolang men denkt dat ze een Française is, is het geen succes, maar van zodra duidelijk is dat ze van Gent afkomstig is, is het hek van de dam. Vooral als ze ook nog een steuntje in de rug krijgt van de schoonzoon van Mussolini en later van Il Duce himself.
Een jaar later herneemt ze de rol van Manon in Buenos Aires. Ook hier zal ze tien jaar lang een regelmatige gast zijn. Daarna was het de bedoeling dat ze in 1936 ook de New Yorkse Metropolitan Opera zou veroveren, maar de oorlog zou haar opgang voortijdig afbreken. Op 23 januari 1937 had ze in New York nochtans voor een exploot gezorgd door als eerste alle drie de sopraanrollen te vertolken in "Les Contes d'Hoffmann", de opera van Offenbach. Er bestaat een goedkope CD-uitgave van Naxos met deze unieke versie, die echter helaas alleen maar historische waarde heeft. Datzelfde jaar vertolkte ze in de Met eveneens de rol van La Traviata, waarbij ze de juwelen droeg van keizerin Eugenie, die haar in bruikleen waren gegeven door Mussolini.
In 1928 is ze ondertussen in Frankrijk gehuwd met de edelman Norberto Fischer en heeft ze de Franse nationaliteit aangenomen. Ze vestigen zich in de prestigieuze villa Cyrnos (de Griekse naam voor Corsica) van keizerin Eugénie (de echtgenote van Napoleon III, waarvan haar echtgenoot in vrouwelijke lijn afstamde) in Cap Martin (tussen Menton en Monte-Carlo). Ze hebben een zoon, eveneens Norbert genaamd, die mogelijkerwijs nog in leven zou zijn in Parijs. In 1973 woonde hij in de Rue du Point du Jour 106 in Boulogne sur Seine.
Bij de dood van haar man in 1950 verkoopt ze het kasteel en komt ze opnieuw in Gent wonen, waar ze sedert 1947 reeds directeur was van de opera, een functie die ze tot 1955 zal blijven waarnemen (met als rechterhand Arthur Metdepenninghen, de vader van Erna). Niet alleen treedt ze tijdens haar directeurschap nog op, ze studeert zelfs nog nieuwe rollen in. Zo bijvoorbeeld Desdemona in "Otello" (26/11/1948) en de titelrollen in "De Bruid der Zee" (2/10/1947), "L'Aiglon" (10/2/1950, een opera van Arthur Honegger en Jacques Ibert over de zoon van Napoleon) en "Fedora" (11/2/1955). Met een scène uit deze laatste opera (samen met Jan Verbeeck) en uit "Andrea Chenier" neemt ze op 19 april 1955 afscheid van de Bühne. Als er maar geen eind komt aan het applaus, legt ze zelf de zaal het zwijgen op, waarna ze onbegeleid een strofe zingt uit "Ik ken een lied" van Willem De Mol, meer bepaald die welke eindigt op de woorden: "Mijn hart vergeet u niet." Dit lied had voor haar een speciale betekenis, aangezien ze het in 1929 ook in het Kursaal van Oostende had gezongen. Het was de eerste maal dat daar in het Nederlands werd gezongen en een deel van de Franstalige bourgeoisie had uit protest de zaal verlaten. (In 1962 zal haar allerlaatste optreden nog eens in datzelfde Kursaal plaatsvinden.)
Aan haar directie van de opera kwam een eind omdat ze met financiële problemen werd geconfronteerd. Ze was blijkbaar wel een grote artieste, maar daarom is men uiteraard nog geen grote zakenvrouw. Integendeel misschien zelfs. Ik heb het nu wel degelijk over haar functie in de Gentse opera, maar ook privé blijft het onduidelijk hoe ze van een paleis met zestig kamers tot een appartement aan de Kortrijksesteenweg kon verglijden. Zonder platendraaier dan nog. Haar eigen opnamen waren allemaal 78-toerenplaten. "Spijtig genoeg is de stereo maar uitgevonden in '58," jammert ze tegen Laurens De Keyzer in De Gentenaar van 17/9/1981. Tegen deze fijne confrater licht ze een tipje van de sluier op. Als men tussen de lijnen leest, leefde ze na de geboorte van hun zoon gescheiden van haar man. Ze weigerde het luilekkere leventje van de jet set, ze wilde blijven werken. "Mijn man zei: de dag dat ge me een kind geeft, moogt ge doen wat ge wilt. Ik heb hem een zoon geschonken en een beetje later zat ik weer op de boot." (De Gentenaar, 13/9/1978) Daarbij moet men wel weten dat Norbert amper drie jaar na het huwelijk is geboren...
Toch is het zo dat haar carrière tijdens de Tweede Wereldoorlog gebroken werd, omdat ze (in plaats van haar contract bij de Metropolitan te hernieuwen) bij haar man in Europa wou zijn. Ook in de periode 1947 tot vlak voor zijn dood in 1950 woonden ze samen in Gent. Redelijk berooid want door speelschulden had ze al haar fortuin verspeeld. Dat ze het kasteel niet kon behouden, viel dus best aan te nemen, zeker als men weet dat zelfs Churchill te licht uitviel als koper.
Tijdens de directie van Bart Lotigiers weigerde ze een voet in de opera te zetten, "maar meneer Locufier, dat was een mens met een groot hart!" (De Gentenaar, 13/9/1978) Ook Luigi Martelli kon op haar steun rekenen. Tussen 1955 en 1973 woonde ze trouwens opnieuw in Frankrijk, met name in Boulogne.
Op 20 september 1981 werd ze door directeur Alfons Van Impe van de pas opgerichte Opera voor Vlaanderen uitgenodigd om in een ereloge het openingsconcert met Sylvia Sass mee te maken. Ze ging er graag op in, al had ze wel haar bedenkingen bij de nieuwe constructie: "Zeg mij eens waarom er allemaal politici in de raad van beheer zitten? Wat kennen die van opera? Hebben ze eigenlijk al ooit een opera gezien of gehoord?" (De Gentenaar, 17/9/1981)
Vina Bovy overleed op 16 mei 1983 na een hartaanval. Enkele jaren daarvoor had ze in het BRT 2-programma "Met wie in de drie" nog verklaard: "'k Ben aan St.-Pieters geboren, 'k heb er mijn eerste communie gedaan en tons ben ik de wereld ingetrokken. Maar 'k ben altijd gere were gekeerd naar mijn Gent en nu blijf ik hier om hier te sterven." Of zoals voorzitter Adolphe De Meyer van het Vrienden van de Lyrische Kunst schrijft in zijn blad: "Zij zegde ten minste niet op de Franse radio: Je me sens plus Française que Belge", ongetwijfeld alluderend op die andere Gentse diva, Rita Gorr. Beroemd is ook de anekdote over het etentje met baron Lippens na een huldiging. Toen de baron in het poepsjieke Hôtel de la Poste vroeg wat ze wenste te eten, antwoordde ze: "Bloewuste mee appeltrut" (bloedworst met appelmoes).
Op 28 oktober 1984 werd een praalgraf ingehuldigd op de Westerbegraafplaats nr.J12 door een actie van de Vrienden van de Lyrische Kunst. Erika Pauwels, de enige leerlinge van Vina Bovy (de enige die het bij haar uithield, beweren kwatongen), was overigens niet opgezet met deze "liefdadigheid" die totaal indruiste tegen de fierheid van Vina Bovy zelf. Van Jacqueline Van Quaille, die ter gelegenheid van die inhuldiging de rol van Vina Bovy vertolkte in de "pêle-mêle" van Theater Taptoe in de Gentse opera, en van Rita Gorr wordt ook vaak beweerd dat ze les volgden bij Vina Bovy, maar dat is niet waar.
Het Gentse stadsbestuur vereeuwigde haar naam door in juni 1995 het woonpark "Rose Garden" in de Sint-Denijslaan nabij het Sint-Pietersstation in het Vina Bovypark om te dopen. Ze was de eerste in een inhaalmaneuver om wat meer vrouwen in de straatnamen te krijgen. Maar ook hier valt te betreuren dat de ligging van het park geen uitstaans heeft met haar leven of carrière. Velen vinden dat een straatnaam in de buurt van de opera veel geschikter ware geweest.
Over Vina Bovy zelf bestaat er nog geen degelijke biografie. Een weinig kritisch boekje, uitgegeven in eigen beheer door Jacques Deleersnyder in 1965, is op dit moment niet meer verkrijgbaar en zelfs zo goed als onvindbaar.
Ronny DE SCHEPPER
Als aanvulling op deze knappe biografie, weze het ons toegelaten twee aanvullingen te maken :
- In 1943 speelde Mevrouw Bovy mee in een Frans film met o.m. Fernand Gravey, Le Capitaine Fracasse. HIER klikken voor fragment.
- In de Vlaamse Opera te Gent bevindt zich nabij de Foyer een borstbeeld van Vina Bovy.
|