1. Neen aan de Pax Belgica
Beste vrienden, strijdmakkers, volksgenoten
Slechts een boogscheut hier vandaan, in Roeselare, brak in 1875 een studentenopstand uit, die de geschiedenis is in gegaan als “De Grote Stooringhe”, met als aanstichter een zekere Albrecht Rodenbach. Voor de grote massa enkel een biermerk,- maar de ingewijden van de Vlaamse beweging weten dat we hier, wellicht voor de eerste keer in de vaderlandse geschiedenis, te maken hebben met een rebelse grondstroom, gericht tegen de natie die ons vaderland niet is. Een studentenopstand die zich wilde verbreden tot burgerverzet en volksopstand, tegen het franco-Belgisch establishment en zijn pijpendansers,- een verzet dat zou blijven doorklinken tot in Leuven 1968. Alleen die blauwvoet, het nieuwe symbool dat Rodenbach in zijn revolte dropte, was een beetje vreemd. Hij had natuurlijk wel Hendrik Conscience gelezen en diens roman over de blauwvoeten alias de “kerels”, een zootje rebellen uit het Veurne van de 12de eeuw. Maar er is aan de Vlaamse kust –die foutief meestal de “Belgische kust” wordt genoemd-, geen blauwvoet te bekennen. Ook al verwijzen sommigen naar de Jan-van-Gent, alias de Morus bassanus, een beest met… grijze poten. Dit in tegenstelling tot zijn neef, de echte Blauwvoet, die zijn stek… op de Galapagos-eilanden heeft. Waarom wou onze rebel uit Roeselare dan persé die vreemde vogel op ons loslaten? Wat is hier aan de hand, of beter aan de voet ?
Ik heb hieromtrent een gewaagde hypothese: ik verdenk Rodenbach ervan, gedreven dichter maar gebuisd voor biologie, de blauwvoet als nuttig fabeldier ten tonele te hebben gevoerd. Dit om af te rekenen met een ander soort gevogelte, dat de Vlamingen vanuit de Belgische volière werd opgedrongen,- namelijk de vredesduif, het castraatsymbool van de pacificatie, het compromis, de halfslachtigheid. “Vliegt den blauwvoet, storm op zee” betekent dan gewoon: weg met de valse vrede, geef ons maar de open confrontatie, de “storm”.
De blauwvoet is dus een wakker geschoten Vlaamse kleiduif. Een dichterlijke metamorfose met belangrijke politieke gevolgen. En inderdaad, beste vrienden: “nooit meer oorlog”, pax, de godsvrede,- het zijn motto’s die in het IJzertestament verankerd zijn. Diep in onszelf willen wij allemaal die grote vrede. Maar ondertussen wordt ons wel een schijnvrede aangeboden, de grote pacificatie, la pacification, die niet veraf staat van een capitulatie. De Romeinen gebruikten het woord “vrede” al als een eufemisme voor onderwerping, de fameuze “Pax Romana”. Is dat dezelfde “Pax” die op de poort van de oude, gedynamiteerde IJzertoren prijkt? Hebben de gebroeders van Raemdonck hun leven geofferd voor de Pax Belgica? Ik dacht het niet. Hoeveel is de vrede ons waard, alvorens ze onwaardig wordt, en vernederend? Dat is de vraag die wij ons sinds 1830 moesten stellen, steeds weer.
1830, een vervloekt jaar. Het jaar waarin een fluttige opera een dompige frituurnatie opleverde. Voor de Vlaamse beweging is de geschiedenis echter geen voldongen feit, maar iets dat moet rechtgezet worden. Het diplomatieke knip-en-plakwerk waaruit de 19de eeuwse natiestaten ontstonden, heeft een restgebied van een ondraaglijke lichtheid opgeleverd, dat België moest heten. Het land van het surrealisme, de “institutionele creativiteit”, de vrolijke onzin.
Eerst dacht men er nog aan om het nieuwe vaderland gewoon te verlatiniseren, maar uitgerekend slechte karakters zoals Rodenbach hebben die cultuurgenocide afgeblokt. Daarna heeft de francofone strategie zich het discours van de pacificatie toegeëigend, de “verzoening”, wat sommige Vlamingen helemaal in de war bracht. Omdat ze niet beseften dat het om diplomatie ging, als de kunst om de oorlog met vredelievende middelen voort te zetten. Men ging dan een beroep doen op onze “goede trouw”, zoals Wim De Wit het daarnet verwoordde. Waardoor we in 1970 zelfs ons democratisch meerderheidsrecht verkwanselden.
De heropvoeding van de Vlaming,- per definitie een racist, een xenofoob en een fascist,- is sinds de tweede helft van vorige eeuw de morele missie van francofoon België. Het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding is een van de speerpunten in deze kruisvaart. In het Belgische heropvoedingsinstituut worden wij gepacificeerd, ge-Europeaniseerd, gehumaniseerd, verkosmopolitiseerd,… wat ongeveer allemaal hetzelfde betekent, namelijk de uitvlakking van een culturele identiteit, die ook de reductio ad absurdum betekent van al onze ambities inzake politieke en staatkundige zelfbeschikking.
Manifestaties zoals deze IJzerwake echter stellen jaarlijks de onopvoedbaarheid vast van die Vlaamse Geus, de blauwvoet, de boche. Een manifestatie die elk jaar meer volk trekt: wij worden de nachtmerrie van onze heropvoeders. Ik hoor nu al de panische commentaar in het RTBf-nieuws van vanavond: “Plus de 6000 fascistes et néo-nazis à l’IJzerwake!”. Men zou hier zowaar het woord “fascist” als een geuzentitel gaan aannemen.
Geen pax dus voor de blauwvoet. Er is, beste vrienden, wel degelijk een oorlog gaande. En ik heb het dan niet over het pak slaag dat de voorzitter van het Vlaamse Parlement ooit in Wallonië kreeg. Het is een subtielere oorlog,- een oorlog met woorden, manoeuvers, tactische constructies, schijnbewegingen, intriges. Met de Wetstraat als plaats van actie, en het Koninklijk Paleis en het PS-hoofdkwartier als strategische cenakels.
Dit is een uitzonderlijke situatie, die om een uitzonderlijke respons vraagt. België is tegelijk onze administratieve natie én onze vijand,- het is dus een bezettingsmacht. Dat kan niet anders dan tot een Grote Storinge leiden, een radicale breuk met het status-quo, en een opstand vanuit de Vlaamse onderbuik. Want zonder zelfbeschikking, géén godsvrede.
De onderhandelingstafel heeft ons niets te bieden, omdat het zogenaamde vredesproces zelf in de vijandelijke strategie kadert. De duiven die boven de tafel fladderen, en kirrend het Grote Compromis aankondigen, behoren tot de enscenering van de tegenspeler. In zo’n geval is er maar één uitweg: de pacten opzeggen en de onderhandelingstafel verlaten. Met gebalde vuist.
(foto : Marcl Steeman)
2. Oproep tot eenheid
Het is dus goed dat er iemand als Olivier Maingain is, de vooruitgestuurde havik van de Belgische duivenbond, om ons eraan te herinneren dat we in een feitelijke toestand van oorlog verkeren. Misschien moeten we dan ook eens de betere handboeken inzake krijgskunde ter hand nemen, van Machiavelli tot Clausewitz.
Maar de vijand heeft die strategische handboeken blijkbaar al lang uit, we hebben een leesachterstand: de Belgische francofonie hanteert bijvoorbeeld het principe van “verdeel en heers” meesterlijk. En zo komt het dat wij, uit lafheid en tactische zwakte, vooral oorlogjes voeren onder onszelf. De interne paranoia heerst, het idee dat de vijand onder de gelederen schuilt, waardoor we er nooit in slagen om die gelederen te sluiten. “Verraad” is er het eeuwige sleutelwoord. Wantrouwen de stereotiepe houding. Roddel en achterklap de vaste nerveuze tics. Het schisma en de afscheuring de onvermijdelijke consequenties. Zodanig dat onze échte tegenstrever, het Belgische establishment, zijn plezier haast niet op kan.
Dat, beste vrienden, is de vloek van de Vlaamse beweging, die wij van ons af moeten schudden. De oude, kleinstedelijke rivaliteit tussen Aalst en Dendermonde, Gent en Antwerpen, Steenstrate en Kaaskerke, en wie weet welke heiligdommen we nog allemaal zullen oprichten: Alveringem, Westrozebeke, Jabbeke en Zevekote, het Madouplein en de Koningsstraat,- allemaal dorpskerktorens waaronder het kleine grote gelijk gecelebreerd wordt.
Het fameuze “cordon sanitaire”, ons in 1989 opgedrongen om het radicale Vlaams-nationalisme een halt toe te roepen, zogezegd in naam van de democratie, heeft het schisma als het ware een institutioneel karakter gegeven: ongezien in het democratische Europa. De kiezer die vanaf toen nog stemde voor die onafhankelijkheidspartij, was niet alleen een slechte Belg, maar ook een verdorven Vlaming, één die niet meer meetelde in de resultaten en de statistieken. Een paria, een buiten-de-wet-gestelde, een mestkever.
De partij die nu de fakkel heeft overgenomen, moet zich echter geen illusies maken: ook zij zal in een cordon terecht komen, al is het misschien een fluwelen cordon, namelijk dat van de “politieke irrelevantie”. Ook voor deze partij is er geen goede kant aan het Belgisch verhaal. Springt ze mee in het federale bad, dan is het om gepacificeerd te worden. Gaat ze aan de zijlijn staan, dan bewijst ze haar gebrek aan burgerzin. Het Wetstraattheater loopt hoe-dan-ook gewoon verder, op hoogdringende aanbeveling van de ratingbureaus, en onder het motto: “Liever een Belgische komedie dan een Griekse tragedie”.
De enige uitweg uit dit dilemma, is op zoek te gaan naar een meerderheid die de Vlaamse onafhankelijkheid per volksraadpleging zal afdwingen. Daarom zeg ik nu tot alle Vlaamsgezinde krachten: stop het gekrakeel! Stop de stammentwisten en de clanoorlogen! Wij kunnen de twijfelaars niet overtuigen, als we zelf onderling verdeeld zijn. Het Vlaams-nationalisme zal pas een democratische meerderheid verwerven, wanneer de Vlaams-nationale gelederen gesloten worden. We kunnen de 51ste Vlaming maar overtuigen, als de 49 overtuigden uit één mond, met één stem spreken.
De twee partijen, die onze onafhankelijkheid als hoofdpunt in hun programma hebben, N-VA en Vlaams Belang, zijn het aan de Vlaamse beweging, aan ons, aan de kiezer, verplicht om elkaar te vinden en de hand te reiken. De broederstrijd moet stoppen, hij speelt alleen in het voordeel van de tegenstander. We mogen ons niet laten leiden door zijn strategie. We moeten een coherente Vlaams-radicale strategie op poten zetten die de partijbelangen, de kleine tactische spelletjes, overstijgt. Een fusie tussen die twee partijen is niet nodig en misschien zelfs niet wenselijk, want zij zullen mee de democratische diversiteit moeten bepalen in het post-Belgische tijdperk. Maar een Forza Flandria, in de vorm van een Vlaams-radikaal kartel dat zich bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 aan de kiezer presenteert, zou een echte bom betekenen onder de Belgische constructie.
Misschien moeten we voor één keer eens een Belgische spreuk tot de onze maken: “Eendracht maakt macht”. Ik nodig bij deze de twee republikeinse formaties uit om een gebaar te stellen dat het Ancien Régime in zware verlegenheid kan brengen: de strategische oprichting van een V-front. De partij of de partijvoorzitter die dàn de uitgestoken hand weigert, draagt een zware historische verantwoordelijkheid. Het Belgische momentum is voorbij, maar het Vlaamse moet nog komen.
Een “Vlaams front”, anderzijds, in een light-versie, met de traditionele partijen die België gesticht hebben, plus het Groene aanhangsel, daar moet ik eens mee lachen. Er is geen Vlaams front verbroken, want er was er nooit een. De vadsige vredesduiven van de CD&V zullen, als het erop aankomt, altijd voor een Pax Belgica kiezen,- het zit in hun genen. De nieuwe lading mossel-noch-vis is gearriveerd: voor onze blauwvoet een oneetbare brei, maar voor de tandenloze oudjes in het Rustoord Ampersand blijkbaar ideale kost.
Laten we, beste vrienden, niet te veel moeite doen om de tsjeven te bekeren. Laten we hen zelf in een cordon plaatsen van de politieke betekenisloosheid. Laten we ons koelbloedig en vastberaden concentreren op de uitbouw van een Vlaams-radicale meerderheid,- een electoraal breekpunt dat door een alliantie van de twee republikeinse partijen moet geforceerd worden.
Zo zit de democratie in elkaar, zo werkt de geschiedenis, en zo zal het moeten gebeuren. Als we dat moment missen, haalt de Belgische monarchie moeiteloos de 22ste eeuw, met le très grand Bruxelles als draaischijf, waar achter Vlaanderen verschrompelt tot een villawijk die aan een blijvende verfransingsdruk wordt onderworpen.
(foto Marcel Steeman)
3. “Deelstaat” neen, republiek ja!
Beste vrienden, “Vlaanderen staat”, is het motto van deze 10de IJzerwake. Dat betekent dat wij nu een versnelling hoger moeten gaan, naar de republikeinse modus.
Tegenover de broeierige, verwarde soap van de Wetstraat moeten wij een helder en begeesterend project van de Vlaamse natievorming durven stellen. Het moet ons opnieuw goesting geven in een groot verhaal, in de toekomst,- iets wat we sinds 1830 helemaal verleerd hebben. Een verhaal, waarin cultureel zelfbewustzijn en collectieve identiteit ten volle mogen beleefd worden. Een verhaal van volksverbondenheid, de “Res Publica” in de ware zin van het woord, die ook groot genoeg is om sociale solidariteit tussen alle Vlamingen als iets vanzelfsprekend te zien.
Een verhaal waarin ook nauwgezet een evenwicht wordt afgewogen tussen economisch gewin en welzijn, gezondheid, milieu. Een verhaal waarin we het Belgische politieke bestel met zijn achterkamertjespolitiek en monarchieke coulissengeschuifel ver achter ons laten, ten voordele van een directe burgerdemocratie, met een rechtstreeks verkozen president, bindende referenda en een open maatschappelijk debat. En liefst met media die in staat zijn om dat open debat vrij en vrank in de verf te zetten.
Ja, natuurlijk zijn de transfers van Vlaanderen naar Wallonië een steen des aanstoots. Maar ook niet meer dan dat. Het centenflamingantisme en het groepsegoïsme zijn absoluut ontoereikend om een nieuwe natie op te grondvesten. Zoals de broedertwisten waar ik het daarnet over had, zijn ze slechts de echo’s van de Vlaamse kerktorenmentaliteit. Er is een bredere stroom nodig, het grootse appèl van een stedelijke hoogcultuur die we wel in de middeleeuwen hadden, maar die we zijn kwijt gespeeld, waarbij de Val van Antwerpen in 1585 een donker keerpunt blijft. Laten we die mentale verkommering nu keren, en laten we terug groots leren denken, edelmoedig én vastberaden. Radicaal én open van geest.
En waar we België achterlaten om de Vlaamse republiek te vormen, laat daar duizend bloemen bloeien. In dat proces moeten we wél met elkaar in discussie durven gaan, als een volwassen volk, over de waarden en normen die deze republiek moeten schragen, en over de grondwet die we onze kinderen en kleinkinderen willen schenken. Van deelstaatlogica naar republikeins project: dàt is de Copernicaanse omwenteling, die van mij gerust revolutie mag genoemd worden. Laten we dan ook het kosmische woord “revolutie” onbeschaamd in de mond durven nemen, in plaats van op zijn Lamme Goedzaks te neuzelen over ”evolutie”, “participatie”, of –godbetert- “pacificatie”. We zijn allemaal rebellen, we delen dezelfde zaak, laten we geen schrik hebben van onze eigen schaduw. Onafhankelijkheid is geen geschenk, het is een oorlogsbuit. Deelstaat wordt men via een diplomatieke conferentie. De republiek dwingt men af, door te revolteren. Onze solidariteit moet hier uitgaan naar de andere volkeren die hun lot in eigen handen willen nemen: de Catalanen, de Koerden, Zuid-Soedan.
Ik ben het confederalistische gezemel over die Belgische deelstaten en de “Copernicaanse omwenteling” van Kris Peeters dan ook hartsgrondig beu. Het Vlaanderen van Peeters en C° is niet de zaak waarvoor wij vechten. De confederatie is de zoveelste versie “x” van het Belgische oplapwerk. Het blijft institutionele bricolage. Ook indien we als deel-staat wat belastingen mogen heffen en kindergeld mogen uitbetalen,- we blijven Belgen. En ik wil geen Belg genoemd worden, zelfs geen Nederbelg. We zijn het aan onze voorouders die ervoor vochten, én aan onze nakomelingen die zullen erven, verplicht om tabula rasa te maken, van nul te beginnen, onze harde schijf vol Belgische virussen te wissen. Zoals de Nederlanden zich in 1581 van de Spaanse dwingeland hebben afgescheiden: je kunt er niet blijven over spreken, je moet het gewoon doén.
Ondertussen neuriet de Vlaamse cultuursector, die met Vlaams geld wordt betoelaagd, steeds maar weer dezelfde, tricolore ambiancemuziek. Een paar witte raven niet te na gesproken, gaat het hier om zelfverklaarde “progressieven”, die nog liever de monarchie en het Belgique à Papa omhelzen, dan een vooruitstrevend republikeins project te ondersteunen. Schrijvers die uit haat tegen Vlaanderen en de Vlamingen in Wallonië gaan wonen; kunstenaars die apetrots een koninklijk ereteken in ontvangst nemen en uit dankbaarheid het paleis decoreren; KVS-intellectuelen die, nu Vlaanderen de kaap van de 50% republikeinse stemmen nadert, opeens de democratie gaan in twijfel trekken. Ze prediken de solidariteit, maar in wezen zijn het bange kleinburgers, die schrik hebben voor verandering en zich vastklampen aan een Ancien Régime dat het surrealisme cultiveert om zijn anomalieën te verrechtvaardigen.
Wat moet een volk met zo’n “elite” aanvangen? Mijn antwoord is: negeren, de geschiedenis zal hen tot achterlijken bestempelen. Over hun gezwollen, immer taterende hoofdjes heen moeten wij, gewone Vlamingen, het debat over de nieuwe Res Publica en haar grondwet in gang zetten. Wij hebben de toekomst voor ons. Wij zijn, in de ware betekenis van het woord “progressief”, wij zijn de gangmakers van de verandering, tegen het status-quo.
En laten we ons niet teveel zorgen maken over Europa, zijn bureaucratie, zijn diplomatieke cenakels en zijn fora waarop de francofonie haar nummertjes opvoert. WIJ maken Europa, het nieuwe Europa. Europa zal maar zijn geloofwaardigheid terug winnen als het de jonge naties zoals Vlaanderen, Catalonië en Schotland als volwaardige politieke entiteiten in zijn schoot opneemt. Europa zal slechts zijn wedergeboorte beleven, als het de oude natiestaten loslaat, en zich herdenkt vanuit de nieuwe, regionale republieken. En Brussel zal, wil het overleven, aan die logica niet ontsnappen: als België uiteenvalt en het oude Europa afsterft, is deze stad zonder Vlaamse inbreng zelfs niet leefbaar.
Voor minder mogen we niet gaan. Het Vlaams-nationalisme zal, na 180 jaar overleven in de Belgische woestijn, het leven geven aan een Vlaamse republiek, zoals de vlinder uit de rups komt. Onweerstaanbaar, zoals de natuur zelf. Aan ons om de droom in daad om te zetten.
Ik dank u.
Johan Sanctorum
|