Fouad Belkacem niet te spreken over seculiere, tegensprekelijke rechtsgang
ANTWERPEN – Op het proces tegen Sharia4Belgium heeft kopstuk Fouad Belkacem zich bijzonder scherp uitgesproken tegen de seculiere rechtsgang waaraan hij onderworpen is.
Sharia4Belgium-kopstuk Fouad Belkacem zint het niks dat hij zich met tegensprekelijke argumenten moet verdedigen tegen een seculiere rechter.
Op het proces zal worden geoordeeld of de islamistische organisatie mensen naar Syrië heeft gestuurd en heeft aangezet tot haat jegens niet-moslims. “Dat zijn stuk voor stuk heel concrete tenlasteleggingen”, reageert Belkacem, die er onder andere voor ijvert om de islamitische rechtspraak (de sharia) in te voeren in België. “Heel anders dus dan de arbitraire beschuldigingen die voor religieuze rechtbanken worden geuit, zoals ‘U gelooft niet in God’ of ‘U bent geen goede moslim’.”
“Een nadeel van die concrete tenlasteleggingen, die met bewijslast moeten worden aangetoond, is dat ze ook met tegensprekelijke feiten weerlegd moeten worden door mijn advocaat”, klaagt Belkacem.
“Dat ik überhaupt een advocaat héb, is een al even wraakroepende bijkomstigheid van die seculiere rechtsgang”, schreeuwt het Sharia4Belgium-kopstuk het uit van woede.
Inquisitie
“Ik bedoel, stel nu even dat de Inquisitie de plak hier nog had gezwaaid. Dan had ik tenminste zonder concrete beschuldiging vastgezeten in een donkere kerker tot aan mijn proces. Dan zou ik in die periode herhaaldelijk gefolterd geweest zijn om me te doen bekennen dat ik niet in de godheid geloof waarvan zij de hoogste rechtbank zijn. Waarna ik gemarteld zou worden om me terug tot het katholicisme te brengen. Hoeveel meer morele autoriteit zou ik dan niet verworven hebben als ik bij mijn principes was gebleven?”, aldus een ontgoochelde Belkacem.
“Maar nee, nu is het me niet eens gegund om me achter gesloten deuren, met het brandend vuur van het geloof, te verdedigen tegen een arbitraire beschuldiging, wel wetende dat het tribunaal toch al lang beslist had dat ik in het openbaar terechtgesteld moest worden. Mij wordt niet toegestaan om in mijn laatste levende momenten bespuwd, beschimpt en geslagen te worden terwijl ik op een ezelskar van de rechtbank naar de Groenplaats zou worden gebracht.”
“In dit rigide seculiere juridische systeem kan ik potverdekke nog in hoger beroep gaan alvorens ik vervolgens in de meest helse pijnen de martelaarsdood zou sterven op een brandstapel, onder het hoongelach van duizenden Antwerpenaren. Hoe moet ik mijn Paradijs in Allah’s naam verdienen met een celstraf van een paar jaar, waarna ik dankzij de wet-Lejeune bovendien vervroegd kan vrijkomen dankzij goed gedrag?”
“Nee”, besluit Belkacem, “het stemt me bitter dat dergelijke Middeleeuwse rechtspraktijken hier al lang geleden in onbruik zijn geraakt.”
|