Mijn onrust zoekt in december
December maakt zich van de jaargang los, maar kwade trouw is niet aan de orde. De vraag wat geweest is of zal worden gloeit na als een rode blos.
Er daalt een blad naar het afwachtend mos, omdat hier en daar het loof verdorde. Na december gaan de trossen los, op de vlucht gejaagd voor de oude woeste horde.
Er komt in mij een vreemd soort onbehagen. Een diep in mij knagend gevoel. Dat de poort opent naar nieuwe vragen. Mijn onrust zoekt in december doel.
Maar in de schaduw van het oude jaar verlang ik naar december's lichte dagen. Antwoorden liggen nu niet klaar; december laat nog heel wat vragen.
December, lichtjes in een donker bos. Schaduw houdt mij niet gevangen. Ik richt mij op vanuit het mos. Het nieuwe jaar doet mij verlangen.
Onder een dennenboom houd ik stand; hoewel wat groen reeds in mij verdorde. Ver verwijderd van het vijandig land ben ik niet bang voor de oude woeste horde.
|