De winter nadert
op weiden legt zich vochtig rijm en nevelsluiers sluipen 's ochtends reeds over zwart-geploegde akkers appelbomen treuren 't laatste blad dat hen van zomer nu nog is gebleven
de stad ligt stil in dageraad en ademt zacht de nieuwe dag nog wachten vruchten op hun oogst de trek naar 't zuiden is in volle gang slechts kraaien zweven traag over de daken
't begin van winter laat zich voelen met nachten fris en de verwarming aan weert herfst zich tegen vorst en wind over het land drijven de regenwolken wij dekken ons tegen de koude in
|