Toen ik de titel schreef dacht ik<waar heb ik die zin meer gezien?> Bij Carmiggelt?Maar noch in zijn Oude mensen, noch in zijn De avond valt, kon ik deze zin als eenvan zijn stukjes vinden, dus zal die wel aan mijn eigen brein zijn ontsproten.Toch lietdat zinnetje me niet los, ik had het ergens gelezen vroeger.Omdat ik me toch nietzoveel meer herinnerde van "De avond valt" ben ik zijn stukjes weer gaan herlezenen ik genoot opnieuw van enkele meesterlijk gestelde zinnen, zoals<Te 'sGravenhage liep ik 's middags in een vermoeide straat een schemerig buurtcafe binnen dat nog maarnet ademde>En zowaar daar stond op blz.63"Bij Schiller op het Rembrandtplein dronk ikop het terras een kop koffie. Aan het belendende tafeltje zat een grijs echtpaar met ereoud te wezen. Zulke mensen zeggen niet veel meer tegen elkaar en denken vaag aan DINGEN DIE -helaas of gelukkig- VOORBIJ ZIJN".Ik gaf mijn geheugen meteen een 10."De avond valt" is volgens mij zijn laatste uitgave, hij schrijft als nawoord bij die uitgave<mijn dagelijkse rubriek in "Het Parool" heb ik begin Januari 1980 teruggebracht tot driestukken per week.Waarom?Omdat het mij niet geheel ontbreekt aan zelfkennis, ik besef,dat de avond valt .En na het herlezen van al zijn stukjes uit <de avond valt> kan ik hem alleen maar gelijk geven, het was een wijs besluit. Voorbij is voorbij .
|