hallo mijn naam is zwanny ik ben 53 jaar moeder van 3 kids en oma van twee kleindochters leuk dat je op mijn blog komt kijken
een krabbeltje in mijn gastenboek of reactie op mijn blog/poll dat zou echt leuk zijn
wat je hier zoal tegen komt is wat ik mooi / interessant leuk en nodig vind en wat ik zelf gemaakt heb gedichten * by zwanny krabbelplaatjes * zwanny crea
groetjes zwanny
Laatste commentaren
Dropbox
Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.
vliegt over alle plaatsen die het kind heeft liefgehad en
plukt een handvol bloemen die hij meeneemt naar God,
opdat ze daar nog mooier dan op aarde mogen bloeien.
De goede God drukt al die bloemen aan Zijn hart,
maar de bloem die Hem het liefst is kust Hij en
dan krijgt de bloem een stem en kan meezingen in het koor der zaligen."
Kijk, dat alles vertelde een engel van God,
terwijl hij een dood kind naar de hemel droeg,
en het kind luisterde alsof het droomde;
en zij vlogen over alle plekken bij zijn huis waar
de kleine gespeeld had,
en zij kwamen door tuinen met prachtige bloemen.
"Welke zullen wij nu meenemen en in de hemel planten?" vroeg de engel.
Daar stond een ranke rozenstruik,
maar een boze hand had de stam geknakt zodat alle takken, vol grote, half ontloken knoppen,
verdord neerhingen.
"Die arme boom!" zei het kind. "Neem hem mee,
opdat hij boven bij God in bloei komt."
En de engel nam hem mee en kuste het kind tot beloning, en de kleine opende half zijn oogjes.
Ze plukten van de rijke, prachtige bloemen,
maar namen ook het verachte madeliefje mee
en het wilde viooltje.
"Nu hebben we bloemen!" zei het kind, en de engel knikte,
maar zij vlogen nog niet naar God omhoog.
Het was nacht, het was stil, ze bleven in de grote stad,
zij zweefden rond in een van de nauwste straten waar hopen stro en as en allerlei rommel lagen,
het was verhuisdag geweest;
er lagen stukken van borden, brokken gips, dweilen en oude bollen van hoeden,
niets dan lelijke dingen.
De engel wees te midden van die rommel op een paar scherven van een bloempot en op een kluit aarde die uit de pot was gevallen en bijeen werd gehouden door de wortels van een grote, verdorde veldbloem,
die niets waard was en daarom op straat was gegooid.
"Die nemen we mee!" zei de engel.
"Ik zal je wat vertellen terwijl we vliegen!"
En toen vlogen ze en de engel vertelde:
"Daar beneden in de nauwe straat, in die lage kelder, woonde een arme, zieke jongen;
van zijn prille jeugd af had hij altijd op bed moeten liggen;
wanneer hij op zijn best was kon
hij op krukken de kleine kamer
een paar malen op en neer wandelen, dat was alles.
Enkele dagen in de zomer vielen
de zonnestralen gedurende
een half uur in het voorhuis en wanneer
de kleine jongen daar zat
en de warme zon op zich liet schijnen en
het rode bloed zag door zijn tere vingers
die hij voor zijn gezichtje hield, dan heette het:
Ja, vandaag is hij buiten geweest!
Hij kende het bos en het heerlijke voorjaarsgroen
alleen maar doordat een buurjongen
de eerste groene beuketak voor hem meebracht.
Die hield hij boven zijn hoofd, en dan droomde hij dat hij onder de beuken zat waar de zon scheen en de vogels zongen.
Op een voorjaarsdag bracht de buurjongen ook
veldbloemen voor hem mee en toevallig was er onder
die veldbloemen een met de wortels er nog aan.
En daarom werd ze in een pot geplant en
in de vensterbank gezet dicht bij het bed.
De bloem was geplant met een gelukkige hand.
Ze groeide, schoot nieuwe loten en droeg elk jaar bloemen;
het werd voor de zieke jongen zijn mooiste tuintje,
zijn kleine schat hier op aarde.
Hij gaf het water, verzorgde het en paste er goed op dat het elke zonnestraal die over het lage venster gleed,
tot de laatste toe kreeg.
En de bloem zelf groeide met zijn dromen samen
want voor hem bloeide zij, voor hem verspreidde zij haar geur,
en in zijn stervensuur toen Onze Lieve Heer hem riep,
wendde hij zich tot haar.
Een jaar is hij nu bij God geweest,
een jaar heeft de bloem vergeten in de vensterbank
gestaan en ze is verdord, en daarom is zij bij
de verhuizing met allerlei rommel op straat gegooid.
Dat is de bloem, de arme verdorde bloem,
die wij in ons boeket hebben meegenomen,
want die bloem heeft meer vreugde gebracht
dan de rijkste bloem in de tuin van een koningin."
"Maar hoe weet u dat allemaal?" vroeg het kind,
dat de engel meevoerde naar de hemel. "Ik weet het!"
zei de engel, "ik was zelf
het zieke jongetje dat op krukken liep!
Mijn bloem ken ik heus wel!"
En het kind deed nu helemaal zijn ogen open
en keek de engel in het schone,
blijde gelaat, en op hetzelfde ogenblik waren
zij in Gods hemel waar vreugde was en zaligheid.
En God drukte het dode kind aan zijn hart en
toen kreeg het vleugels
als de andere engel en het vloog met hem hand in hand.
God drukte alle bloemen aan Zijn hart,
maar de arme verdorde veldbloem kuste
Hij en zij kreeg stem en zong met alle engelen, die rondom God zweefden,
sommigen dichtbij, anderen verder weg in wijdere kringen,
steeds verder weg in het oneindige, maar allen even gelukkig.
En allen zongen ze, kleinen en groten,
het goede kind en de arme veldbloem die verdord in het straatvuil had gelegen,
weggeworpen met de verhuisrommel in de nauwe, sombere straat.
Als ik wist dat de wereld morgen vergaat, dan zou ik vandaag een boom planten. Maarten Luther
DE BOOM
In een groot woud, met bomen van hout, stond een bijzonder exemplaar, met stevige stam en een mooie kruin, op het eerste gezicht onkwetsbaar.
Geworteld in de grond, naar ruimte reikend, zolang de jaargetijden verstreken. Toonbeeld van karakter en temperament, daarom werd de boom met respect bekeken.
De boom kreeg prachtige takken, met vruchten, en kon jaren lang alle stormen doorstaan. Deze boom had van niemand iets te duchten, zelfs niet toen de bomen er omheen zijn gegaan.
De wortels bleven ademen, meer en meer vermoeid, maar de boom was nog lang niet uitgegroeid.
Waarom werd de boom dan plotseling geveld, is er iemand die mij dat verteld?
In een groot woud, met bomen van hout, stond een bijzonder exemplaar. Hij staat er niet meer, maar het beeld blijft vertrouwd. We zullen je missen, geweldenaar.
een boom planten is een blijk van vertrouwen in de aarde een daad van hoop op de toekomst een handeling van naastenliefde jegens toekomstige geslachten die van zijn vruchten zullen genieten wanneer wij er niet meer zijn
De Hemelboom
Volgens een Siberische sage was er aan het begin van de wereld één enkele boom die geen takken bezat. Toen sprak God Een boom zonder takken is niet om aan te zien! Ik wil dat er negen takken groeien. En zo gebeurde het. Aan de voet van de boom met negen takken mogen negen mensen zijn, en uit deze mogen negen volkeren ontstaan. En zo gebeurde het.
Tír na nÓg het land der eeuwige jeugd, een andere wereld Niemand werd er ooit oud of ziek. een mythische plaats waar de sídhe woonden. Uit de zee kwam een prinses gereden al zittend op een wit paard. Ze droeg een paarse zijden jurk en op haar hoofd een kroon. Ze had prachtig lang gouden haar. ´Mijn naam is Niamh Chinn Óir. zei ze. Maar wie is Niamh Chinn Óir die menig mannenhart op hol deed slaan in het begin van deze mythe? Deze mythische figuur is zeer populair in de Keltische mythologie omdat ze de schoonheid vertegenwoordigd. Het verhaal over haar en haar geliefde Oisin is tragisch en interessant omdat het verhaal meer is dan liefde alleen. Ook de ontmoeting tussen heidens en katholiek Ierland komt in de mythe aan bod. De mythe De mythe deel I: Niamh met het gouden haar en Oisin Het verhaal gaat dat de Fianna, het leger dat de hoge koning van Ierland diende, rondtrok door Ierland. Ze waren aan het jagen bij de meren van Killarney. Fionn MacCumhail, de leider van de troepen, besloot dat het tijd was voor een pauze. Ze hadden prachtig uitzicht op de zee. Rustig zaten de Fianna uit te rusten van hun inspanningen toen ze opeens een geluid hoorden. Ze dachten dat er een hert naderde, maar wat ze zagen toen ze beter keken was iets heel anders. Een prachtige vrouw kwam uit zee gereden, al zittend op een wit paard. Ze droeg een paarse zijden jurk en op haar hoofd een stralende kroon. Ze had prachtig lang gouden haar. Alle strijders werden spontaan verliefd op haar mooie verschijning, zo ook Oisin, de zoon van Fionn MacCumhail. Fionn zelf wist zijn gevoelens onder controle te houden en stond op en ging naar haar toe. Wie ben je? Waar kom je vandaan? Wie is je vader en wie is je echtgenoot? vroeg hij haar. De vrouw lachte, een geluid dat de harten van de strijders deed smelten. Mijn naam is Niamh Chinn Óir, Niamh met het gouden haar. Mijn vader is Mannanán Mac Lír, de heerser over Tír na nÓg, het land van de jeugd. Fionn keek haar aan terwijl ze daar zo statig op haar paard zat en hij vroeg: Maar je hebt me de naam van je echtgenoot niet gegeven. Het is zeker zo dat menig man om mijn hand gevraagd heeft, maar ik wil geen van hen als mijn levensgezel. Is dat niet ondankbaar? Je moet tenminste aan iemand je hart geven. Inderdaad, zei Niamh. Daarom ben ik gekomen, want de man die ik wil is hier, temidden van de Fianna. En ze glimlachte naar Oisin. Oisin hoefde naar men zegt niet lang na te denken. Gewillig ging hij met haar mee over de zee. Terwijl hij nog een keer over zijn schouder keek ontmoette hij de bedroefde ogen van zijn vader.
Tír na nÓg (Oud-Iers: Tír na n-Oc), is een mythische plaats in de Iers-Keltische mythologie waar de sídhe woonden. sidhe (uitspraak dinje sjie:je) is de Ierse naam van wezens uit de Ierse mythologie die in vertaling vaak feeën, elfen of goden genoemd worden. Ze zouden afkomstig zijn uit een bovennatuurlijke wereld die onder andere te bereiken zou zijn via de zogenaamde elfenheuvels of toverterpen Volgens Lebor Gabála Érenn zouden zij afstammelingen zijn van de Túatha Dé Danann. Zij leefden in Tír na nÓg (land van de jongelingen) of Tír na mBan (land van de vrouwen). De dood was geen vereiste om toegang tot deze andere wereld te krijgen. 'Mensen' van de sídhe worden over het algemeen beschreven als mooi en goed gekleed en hebben vaak bepaalde bovennatuurlijke talenten. Dieren van de sídhe zijn in de literatuur meestal te herkennen aan hun witte huid en rode oren.
Droom in mijn dromen In een wereld die ik probeer te begrijpen vliegt alles mij voorbij geen grip te krijgen van de dingen om mij heen Tranen vloeien door vingers spat uiteen op het zand stemmen die je niet kunt vangen voeren mee met de wind De wereld willen bevatten is als een droom in mijn droom een schaduw in het hemellicht een koude wind in de warme lucht De wereld proberen te begrijpen Kan ik gewoon niet
Vlinder Je hebt de vrijheid Te vliegen waarheen je Maar wilt; Je vleugels, zo teder, Zijn sterk genoeg om jou te dragen. Jouw mooie kleuren Glinsteren in de zachte lentelucht En ieder die je ziet Wordt meteen vrolijker. Kleine vlinder, blijf vliegen En neem mij mee Op je kleurrijke reis