Er was eens een vrouw en ze zat naast haar man zo knus in de auto ,daar reden ze dan en als ze zo reden dan sprak zij aldus : Daar komt weer iets aan ,schat ! Pas op ,'t is een bus ! Kijk uit voor die auto ! ! Een kind op de weg ! ! Nou dat was ook op het nippertje ,zeg..! Een vent achter ons ! En hij wil je passeren! Nee toch niet-ja toch - nee ,hij gaat hier parkeren . En toen zij tien maal aan zijn mouw had getrokken -waarbij ze dan hoorbaar de adem liet stokken - en nog vijftien maal had gezegd tot haar man: pas op schat ,pas op schat ,daar komt weer iets aan, toen werd hij woedend en grauwde en snauwde en vroeg of zij voortaan haar mond wilde houden. Nu zegt ze dus niets meer .Ze zwijgt als graniet ook als ze op 't kruispunt een olifant ziet en als er vlak voor hen een bromfiets passeert dan zwijgt ze als 't graf ,want ze heeft het geleerd .
En zo zitten dagelijks tien miljoen vrouwen heel grim naast hun eega de monden te houwen. En gaat er iets werkelijk mis in 't verkeer dan zien ze het wel ,maar ze zeggen niets meer . Ze houden halsstarrig hun mond,,ook al stopt er precies voor de bumper een vracht-helikopter.
En als er een truck uit een zijstraatje schiet dan kan het gebeuren dat hij het niet ziet en zij zegt dan --vlak voor de hmelpoort--fel ik mocht immers niets zeggen ;maar ik zag 'm wel.