Onderweg… ‘Iedereen Flandrien’, staat te lezen op zijn koerstruitje. Dat is zo! Zolang je maar fietst en blijft bewegen! Maakt niet uit hoe ver, lang of kort, snel, traag, gezwind of met horten en stoten. De beleving is voor iedereen anders. Zelfs aan de toog na de rit. In de buurt van Philippine snuiven we de geur op van verse mosselen maar de ochtend is nog te jong om de lekkernij te proeven. Uit zijn achterzak steekt een banaan de kop op. Hij ziet er een beetje aftands uit. Net op het moment dat ik, voor de gein, wil zeggen dat zijn banaan dringend aan consumptie toe is, neemt hij een kortere weg. Als sextet scheuren we door de stadspoort van Aardenburg en maken indruk op de omstaanders die in grote getale zijn opgedaagd om ons toe te juichen. Grapje. Er is geen kat op straat. De wind blaast venijnig maar we rijden op één lijn. File Indien. Vijf minuten op kop. Zo kort is de kwelling. Sluis. Geen pannenkoeken in Cadzand deze keer. We stomen door naar Breskens. Bij bakkerij Willemsen voelen de Zeeuwen zich kind aan huis. Onze motoren rijden op chocomelk en koffie. Rozijnenbolletjes, koffiekoeken en pasteis de nata, een Portugese lekkernij. Wie naar het toilet wil krijgt de sleutel. De terugweg is een lang lint langsheen de dijk, wind in de zeilen. Terneuzen. Bar Goed. Griete. Het raderwerk stokt nooit en ieder van ons heeft zo z’n eigen reden om thuis te willen zijn. Paal. Het vet is van de soep. Nog een kopbeurt in het zicht van de meet. ‘We eten biefstuk friet’, zegt mijn vrouw. Het klinkt als de Pauselijke zegen ‘Urbi et Orbi’ met Pasen Mannen op hun koersfiets; het blijft iets aparts. dc
|