De Elfenkoning
Wie rijdt er zo laat door nacht en wind? Het is een vader met zijn kind. Hij houdt de jongen vast in zijn arm, omklemt hem stevig en houdt hem warm. Waar ben je toch zo bang voor, mijn zoon? Voor de elfenkoning, met mantel en kroon. Zie jij dan, vader, de elfenkoning niet? Mijn zoon dat is een nevelsliert. Mijn liefste kind, kom met me mee! Zo'n leuke spelletjes spelen wij. Vol bonte bloemen staat ons strand. Mijn moeder kleedt ons met goud en kant. Ach vader, heb je niet gehoord, waarmee de koning mij zachtjes bekoort? Wees rustig, blijf rustig mijn kind. In dorre bladeren ritselt de wind. Ga met me mee en leer mij kennen, mijn dochters zullen je verwennen. Ze dansen elke nacht, mijn lieve knaap en wiegen en zingen je daarna in slaap. Ach vader, kijk ginds naast de baan. Zie je de koning zijn dochters niet staan? Mijn zoon, ik zie ze helder en klaar. Het lijkendie oude grijze wilgen daar. 'Ik hou van jou, je bent al wat nu voor mij telt. En ben je niet willig, dan gebruik ik geweld. Ach vader, nu raakt hij me aan! Elfenkoning heeft mij pijn gedaan! De vader huivert, hij rijdt gezwind. Hij houdt in zijn armen het kermende kind. Bereikt de hoeve ternauwernood. Het kind in zijn armen was dood.
Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832)
|