even kenmerkende roep 'stieglitz' vestigt de Putter niet alleen vaak de aandacht op zich, maar door deze twee factoren is hij ook met geen enkele andere vogel te verwarren.
Biotoop: Halfopen cultuurgebied en bossige delen in steden. De Putter broedt in de bomen langs straten en lanen, van kinderboerderijen en plantsoenen en beperkt zich niet tot parken en parkachtige landschappen.
Voedsel: Met zijn lange puntige snavel is de Putter uitermate geschikt om de diepliggende zaden van Kaarden, Distels, Klissen en andere platen los te peuteren. Samen met Sijzen worden ze ook vaak aangetroffen in Berken- en Elzenbosjes. Altijd kunnen wij weer genieten als wij zo'n gemengd groepje Sijzen en Putters in de winter in een Els zien hangen, smullend van de zaadjes en vaak zijn ze niet eens zo erg schuw.
Behalve als broedvogel komt de Putter ook als doortrekker regelmatig bij ons voor. In de trektijd en de winter zijn vaak enkele tientallen Putters bij elkaar te zien, foeragerend op ruige terreintjes met veel onkruidzaden.