Nestgelegenheid Voor veel vogels is het in ons modern tuin- en woonlandschap bijzonder moeilijk om geschikte nestgelegenheid te vinden. We kunnen ze helpen door nestkasten op te hangen die voor plaatsvervangende nestruimte zorgen. De nestkast moet zo geplaatst worden dat de voorkant uit regen, wind of zon hangt. De invliegopening moet dan op het zuidoosten zijn gericht.
We hangen de kast op ooghoogte, zodat de kast ook goed schoon te maken is na afloop van het broedseizoen (eind augustus). Het schoonmaken is belangrijk in verband met mogelijk ongedierte waar andere vogels weer mee besmet kunnen raken. Het aantal nestkasten in de tuin is niet aan een beperking gebonden. We kunnen bijvoorbeeld gerust twee nestkasten aan dezelfde boom ophangen en een minimum afstand is niet noodzakelijk. Hang de kast zo op dat hij vanuit het huis goed gezien kan worden. Er is veel plezier te beleven aan een paartje vogels.
Nestbescherming Vogels nestelen het liefst in een natuurlijke omgeving, zoals in een wilde, natuurlijke heg met meidoorn, braam en wilde rozen. Er is niet alleen volop voedsel te vinden, maar ze bieden de vogels ook nestbescherming. We helpen ze door hagen, bomen en struiken te snoeien en zo een dichte begroeiing te stimuleren. Een goed gesnoeide kamperfoelie biedt naast voedsel en broedgelegenheid ook een goede beschutting. En een braamstruik langs muur of boog of een gaspeldoorn in de tuin kan een veilige plek zijn voor een nest. De doornige takken beschermen de vogels tegen belagers.
Belagers Tot de natuurlijke vijanden van de kleinere vogelsoorten behoren de ekster, Vlaamse gaai, kraai en in mindere mate de sperwer. Ze halen vogelnesten leeg. Het leeghalen is natuurlijk en onvermijdelijk en het blijkt voor het totale vogelbestand niet nadelig te zijn. We kunnen wel zorgen voor een dichte begroeiing die voor meer veiligheid zorgt.
De grootste bedreiging voor jonge vogels zijn wel de niet-natuurlijke vijanden, de huiskatten. Vanwege hun grote aantal horen ze niet bij de natuurlijke vijanden. Het is ook bijna onmogelijk katten uit de tuin te weren. Wel kunnen voorzieningen worden aangebracht in de vorm van kragen van draadgaas of stekels die je rond een boom kunt aanbrengen.
In een vogeltuin bepaald de gewaskeuze de vogels die worden aangetrokken. Om hier een indruk van te geven beschrijven we hieronder enkele planten, struiken en bomen en hun gebruikers.
veeldoordistel: het zaad is erg in trek bij kruisbek, groenling, putter, sijsje, heggenmus en glanskop. bosaardbei: het zaad en de vruchten zijn geliefd bij lijster, mus, vink, groenling, zwartkop, lijster, kraai en kneu. korenbloem: het zaad is voedsel voor sijsje, pimpelmees, kruisbek, kraai, kneu, groenling enputter wilde kamperfoelie: de bessen worden gegeten door vink, lijster, kraai, mees, merel, zwartkop en het roodborstje. wilde wingerd: de blauw-zwarte bessen zijn erg in trek bij barmsijsje, roek, zwartkop, ekster en lijster. vlier: de donkerpaars-zwarte besjes zijn voedsel voor waterhoentje, pestvogel, vliegenvanger, kraai, lijster, tuinfluiter en spreeuw. meidoorn: de rode bessen zijn zeer gewild bij merel, kramsvogel en koperwiek. beuk: de nootjes worden gegeten door specht, mees en vink. witte berk: de gebruikers van het gevleugelde zaad zijn Vlaamse gaai, mus, tjiftjaf, ekster, pestvogel, mees, rietgors en vink.
Wilt gij reeds gaan? het is nog lang geen dag; Het was de nachtegaal, de leewrik niet, Wiens schelle stem in 't angstig oor u drong. Op dien granaatboom zingt hij elke nacht; Geloof me, lieve, 't was de nachtegaal.
Met deze door Shakespeare opgetekende zinnen trachtte Julia haar geliefde Romeo over te halen tot een langer samenzijn. De nachtegaal mag dan een onooglijk vogeltje zijn, door de eeuwen heen bezorgt zijn nachtelijke gezang toehoorders een scala aan onderbuikgevoelens.
even kenmerkende roep 'stieglitz' vestigt de Putter niet alleen vaak de aandacht op zich, maar door deze twee factoren is hij ook met geen enkele andere vogel te verwarren.
Biotoop: Halfopen cultuurgebied en bossige delen in steden. De Putter broedt in de bomen langs straten en lanen, van kinderboerderijen en plantsoenen en beperkt zich niet tot parken en parkachtige landschappen.
Voedsel: Met zijn lange puntige snavel is de Putter uitermate geschikt om de diepliggende zaden van Kaarden, Distels, Klissen en andere platen los te peuteren. Samen met Sijzen worden ze ook vaak aangetroffen in Berken- en Elzenbosjes. Altijd kunnen wij weer genieten als wij zo'n gemengd groepje Sijzen en Putters in de winter in een Els zien hangen, smullend van de zaadjes en vaak zijn ze niet eens zo erg schuw.
Behalve als broedvogel komt de Putter ook als doortrekker regelmatig bij ons voor. In de trektijd en de winter zijn vaak enkele tientallen Putters bij elkaar te zien, foeragerend op ruige terreintjes met veel onkruidzaden.