Grote luide uithalen kent de zang van de Boomklever: "tuuiet-thuuiet-thuuiet". Vaak meerdere keren achter elkaar. Ook geluiden als een steentje over het ijs kan dit vogeltje produceren. De zang is voornamelijk in het vroege voorjaar te horen. Daarna wordt hij stil.
Grootte: Zo groot als een mus. Maar door een ander silhouet lijkt de Boomklever groter.
Sommigen verwarren Boomklevers wel eens met Boomkruipers. De laatste komen in een toch wat andere biotoop voor en zijn onopvallend bruin gestreept en kruipen liefst tegen boomstammen met een ruwe schors (zoals Acacia en Berk) en ze gaan altijd van onderen naar boven. Boomklevers zijn echter mooi gekleurde, spechtachtige vogels die zowel van boven naar beneden als van onderen naar boven kunnen klimmen.
Biotoop: rijk loofbos, bij voorkeur eiken- en beukenbos.
Boomklevers zijn in Nederland vooral te vinden op de zandgronden met oud geboomte.
Ze worden ook steedss vaker in parken en zefs in villatuinen met wat ouder geboomte (vooral Beuken) in de buurt gezien. 's Winters komen ze zonnepitten of hazelnoten van de voertafels wegpikken om die op veilig afstand open te hakken.
Nest: Ze nestelen in allerlei boomholten of -gaten, maar soms in nestkastjes. Boomklevers hebben de bijzondere gewoonte om te grote nestingangen vrijwel dicht te metselen met vochtige aarde. Eekhoorns en andere rovers zoals marterachtigen kunnen dan niet naar binnen.
Territorium: 3 a 5 hectare. Soms meer.
|