Dank zij Simon Stevin is het Nederlands een merkwaardige taal geworden : het is één van de weinige talen die een eigen woordenschat hebben voor wiskunde en wetenschappen. Als je de ons omringende talen bekijkt, dan gebruiken ze voor wiskunde allemaal een woord dat rechtstreeks afstamt van mathematica. Van die eigen woordenschat wordt de laatste jaren wel afgestapt : sinds het midden van de XIX° krijgen de nieuwe takken van de wetenschap ook in het Nederlands namen met Griekse of Latijnse wortels. Zo gebruiken we in het Nederlands het woord informatica voor wat in het Engels gewoon computer sciences heet.
Maar dat neemt niet weg dat Simon Stevin belangrijk is, onder meer omdat hij aangetoond heeft dat je ook in het Nederlands of in het algemeen in de volkstaal aan wetenschap kan doen. En dat was bepaald revolutionair.
Simon Stevin leverde zijn belangrijkste werk rond 1600, ruim een halve eeuw voor Newton, die zich voor zijn Principia Mathematica en zijn andere werken nog altijd van het Latijn bediende. Latijn was sinds de Middeleeuwen toch de taal van de wetenschap in West-Europa, en dat is ook na Newton nog lang zo gebleven.
Hoe komt een jongen uit Brugge er dan toe om niet alleen wetenschap te bedrijven in de volkstaal, maar ook om daarbij tientallen nieuwe woorden te bedenken, en hoe is het mogelijk dat hij daar nog succes mee heeft ook ?
Hiervoor is het belangrijk te weten waar en wanneer je het werk van Stevin moet situeren. Rond 1600 dat betekent dat de boekdrukkunst al ruim verspreid is, dus dat het werk van Stevin als het in boekvorm verschijnt, ook relatief snel overal bekend raakt. Dat betekent ook de periode van de Reformatie, dat het Latijn in vele protestantse landen gezien wordt als de taal van de kerk van Rome, de periode ook dat het Nederlands zich ontwikkelt tot een volwaardige standaardtaal met eenvormige spelling en spraakkunst. Dat Stevin voor de Nederlandse stadhouders werkt zal wel een rol spelen, en het economisch belang van de Nederlanden maakt dat het Nederlands niet zo maar beschouwd wordt als een verzameling Duitse dialecten.
Maar ook de persoon van Stevin is belangrijk. Stevin is geen universitair gevormd wetenschapper, in tegenstelling tot Newton. Stevin begon zijn loopbaan als boekhouder ! Hij zal later wel Latijn geleerd hebben er zijn Latijnse werken van hem bekend, en één van zijn werken heeft zowel een Latijnse als een Nederlandse titel : Dialectike ofte Bewijsconst. Maar hij verkoos te schrijven in het Nederlands : als man van de praktijk ook schreef hij voor mensen van de praktijk. Dit was geen belemmering op de verspreiding van zijn werk : van zijn boekje over tiendelige breuken verschenen binnen enkele jaren vertalingen in het Frans en het Engels.
Veel van de woorden die door Stevin zijn bedacht, worden nog altijd gebruikt. Dat ze het niet allemaal hebben gehaald, hoeft niet te verbazen. Als hij hydrostatisch paradox vertaalt als waterweegkundige wonderspreuk dan heeft dat voor zogenaamd ernstige wetenschappers wellicht een te hoog Sukse-en-Wiske-gehalte. Maar voor de gemiddelde Nederlandstalige kandidaat-wetenschapper is het heel wat toegankelijker. En dat Suske-enWiske-gehalte geeft meteen aan dat wetenschap niet alleen nuttig, maar ook best plezant kan zijn.