Niemand zal er aan twijfelen dat onze eenvormige spelling een zegen is. Maar men kan zich toch twee vragen stellen : is die spelling wel zo eenvormig als we zouden willen, en in hoeverre is die eenvormige spelling geen verarming ?
Voor de twee vragen zoek ik mijn voorbeelden bij de ei-klank. We weten allemaal dat die kan geschreven worden als EI of als IJ, en dat de regels in dat verband bijlange niet duidelijk zijn. Omgekeerd kunnen EI en IJ staan voor dezelfde ei-klank, maar wat de uitspraak betreft zijn we bij EI zeker dat het om de ei-klank gaat, maar in algemeen Nederlands kan IJ staan voor dezelfde ei-klank of voor de doffe klinker zoals in tijdelijk.
Voor de keuze tussen EI en IJ worden we wel eens verwezen naar het dialect. In hoeverre iemand die Nederlands als vreemde taal leert daar baat bij heeft is een open vraag. Maar zelfs voor wie een Nederlands dialect als moedertaal heeft, is het soms een probleem. Zo heb ik een bijl in het dialect nooit anders kan kapmes of aames (= houwmes) horen noemen. Dikwijls hebben we een woord eerder leren kennen via de geschreven taal, dus via het algemeen Nederlands, eerder dan via het mondeling overgeleverde dialect.
Toch kan men met reden naar dat dialect verwijzen, precies omdat het in het dialect dikwijls over andere klanken gaat en hier komen wij bij de vraag naar die verarming.
Als het over dialect gaat durf ik men enkel met zekerheid uitspreken over het eigen dialect van de kindertijd, het Zuid-Westvlaams. Daar staat de EI voor twee verschillende klanken, namelijk de ei zoals in eigen, maar ook voor een klank die best als jee kan geschreven worden, of het Engelse yeah. Kleine meisje klinkt in dat Zuid-Westvlaams ongeveer als kljeen meiske. Dezelfde jee klank vinden we ook terug in eik dat als jeek uitgesproken wordt,. Dat brengt men op een vraag even terzijde : waarom wordt ons geleerd dat ei een tweeklank is, en waarom zou die jee dat niet zijn (behalve dan omdat die in het algemeen Nederlands niet voorkomt) ? Daar moeten we bij een andere gelegenheid eens dieper op in gaan.
Voor wat de spelling IJ betreft kent het Zuid-Westvlaams behalve de doffe klinker zeker drie verschillende uitspraken, en geen ervan is een tweeklank. Misschien hebben de Nederlanders gelijk als ze in kruiswoordraadsels en andere woordspelletjes die IJ als één enkele letter beschouwen.
Er is om te beginnen de uitspraak als ie in woorden als bij, als rijden (waarbij je geen d hoort rijden rijmt in het Zuid-Westvlaams op zien).
Daarnaast is er de uitspraak die best omschreven wordt als een verlengde i zoals in het Engelse miss, dus bijlange niet de ie die Brabanders en Antwerpenaars zo graag lezen waar een i staat. Voor de gelegenheid spel ik die als ii en die hoor je in woorden als zijn, wijn, ijs, tijd
Misschien is het belangrijke verschil met die ie-uitspraak dat de ii thuishoort in gesloten lettergrepen, en de ie in open lettergrepen.
Ten derde is er de uitspraak die zich situeert tussen de u van rug en de eu van deugd, en die je bijvoorbeeld hoort in peupe (voor pijp). Vergis je vooral niet met die uitspraken want een puppe is een pop, en een dreupel (met een lange eu-klank) is een druppel.
Ik zal er maar over zwijgen, of ik krijg nog problemen, want de uitspraak in zwijgen en krijgen verandert van de ii in Zuid-Westvlaanderen (waar zwijgen en krijgen dicht aanleunen bij zwegen en kregen) tot de ie in Noord-Westvlaanderen (waar het inderdaad zwiegen en kriegen is).
Om te weten hoe het precies zit in andere Vlaamse en Nederlandse dialecten zijn er native speakers nodig, mensen die woorden als bijl in het dialect geleerd hebben langs mondelinge overlevering, eerder dan als een woord uit de geschreven of gedrukte taal dat ze op dialect-wijze hebben leren uitspreken. En ik denk dat ik bij de senioren bij de juiste groep zit daarvoor.
eric l - 18 mei 2005
|