DOMINICAANSE REPUBLIEK
De Dominicaanse Republiek is een republiek in het Caribisch gebied, en ligt op het oostelijk deel van het eiland Hispaniola (Spaans voor 'Klein Spanje'). De westkant van Hispaniola wordt in beslag genomen door Haïti. Met ca. 48.500 km2 beslaat de Dominicaanse Republiek ongeveer tweederde van het eiland Hispaniola, en is daarmee ongeveer een vijfde groter dan Nederland. Hispaniola is in totaal 77.000 km2 groot, en daarmee na Cuba het grootste eiland van het Caribisch gebied. In het noorden grenst het eiland aan de Atlantische Oceaan, in het zuiden aan de Caribische Zee. Tussen het oostelijke puntje van de Dominicaanse republiek en Puerto Rico ligt de Mona Passage. De grens tussen de Dominicaanse Republiek en Haïti is 360 km lang, de totale lengte van de kust bedraagt ca. 1500 km. De langste afstand van noord naar zuid bedraagt 240 km, van oost naar west 320 km. KlimaatDe Dominicaanse republiek heeft een tropisch klimaat, dat alleen aan de noordkust getemperd wordt door passaatwinden. Als gevolg van de noordoostpassaat valt de meeste regen in het oosten en het centrale bergland, en dan vooral in de maanden mei, augustus, september en oktober. De droogste en 'koudste' maanden zijn januari en februari. In het oosten valt jaarlijks gemiddeld ca. 1350 mm, in het westen is het veel droger met minder dan 500 mm per jaar. Als er regen valt, gebeurt dat meestal in de vorm van korte, hevige buien aan het begin van de avond. Het gebied van Los Haitises in het noordoosten is zeer vochtig. Er valt gemiddeld ca. 2000 mm per jaar. De gemiddelde temperatuur voor de gehele Dominicaanse Republiek ligt rond de 25°C. Toch komen er grote verschillen voor, met name in de bergachtige gebieden. Zo bedraagt de temperatuur bij Constanza in de Cordillera Central gemiddeld ongeveer 16°C. Overdag loopt het kwik overal gemakkelijk op tot boven de 30°C; in het diepe zuidwesten heerst zelfs een woestijnklimaat. In het algemeen kan men stellen dat de temperaturen in de diverse seizoenen niet ver uiteen lopen, er is meer verschil tussen de dag- en nachttemperatuur en tussen laagland en hoogland. De watertemperatuur in de Dominicaanse wateren varieert van 26 tot 30°C. Een ander kenmerk van het klimaat is de hoge luchtvochtigheid, meestal rond 70% en als de zon opgaat oplopend tot wel 90%. De Dominicaanse Republiek is een echte zonbestemming met gemiddeld 255 zonnige dagen per jaar. De Enriquillo-slenk is met temperaturen tot 40°C het warmste gebied van het land. Het koudste is het in de bergen, daar kan de temperatuur in januari tot beneden het vriespunt dalen en er valt wel eens een vlokje sneeuw. De meeste orkanen trekken in de maanden augustus tot oktober langs de Dominicaanse Republiek. Het land is de afgelopen decennia verschillende keren getroffen door orkanen: David (1979), Gilbert (1988), Hugo (1989), Luís (1995), George (1998: ca. 300 doden, 250.000 daklozen en 1 miljard dollar schade aan landbouw en infrastructuur) en Lenny (1999)
Landschap Het landschap van de Dominicaanse Republiek is zeer veelzijdig, van tropisch regenwoud via alpiene bergstreken tot woestijnachtige droogtegebieden. Imposante gebergten lopen over het eiland en verdelen het in klimatologisch verschillende gebieden. Van noordwest naar zuidoost lopen over de Dominicaanse Republiek vijf vrijwel parallelle bergruggen: de Cordillera Septentrional, de Cordillera Central (ook wel genoemd: 'Dominicaanse Alpen'), de Cordillera Oriental, de Sierra Neiba en de Sierra de Bahoruco. Het belangrijkste bergmassief is de Cordillera Central, die het land in tweeën splitst, een noordelijk en zuidelijk deel. Hier liggen ook de hoogste bergen, met de Pico Duarte als hoogste top met 3175 meter. De Pico Duarte is tevens de hoogste berg in de Caribische regio. Een ander hoge berg is de Loma la Rucilla (3045 m). Naar het oosten gaat de Cordillera Central over in de kustvlakte van Santo Domingo. Het gebergte sluit in het westen aan op het Massif du Nord in Haïti. Ten noorden van de Cordillera Central ligt de Cordillera Septentrional, een middelgebergte (hoogste top: Loma Quita Espiela, 943 m), die een natuurlijke scheiding vormt tussen de noordelijke kuststrook en het achterland. De Cordillera Oriental ligt in het oosten en is de kleinste van de drie bergruggen. Het is meer heuvelachtig en vormt de scheiding tussen de Bahía de Samaná en de kustvlakte. Het vormt een belangrijk waterreservoir en is het brongebied voor de grootste rivieren. In het zuidwesten liggen twee kleinere bergketens: de Sierra de Bahoruco en de Sierra Neiba. Niet ver hier vandaan licht het woestijnachtige landschap rond het Lago Enriquillo. Tussen de Cordillera Central en de Cordillera Septentrional ligt de zeer vruchtbare Cibao-vallei of Valle del Cibao, waarvan het zuidoostelijke deel, de Vega Real, het belangrijkste landbouwgebied van het land is. De Valle de San Juan ligt aan de zuidkant van de Cordillera Central en is veel droger dan de Valle del Cibao. De provincies Independencia en Barahona worden in oost-westelijke richting doorsneden door een woestijnachtig slenkdal met zoutmeren, onder andere het befaamde Enriquillomeer, 42 km lang, 12 km breed, 40 meter diep, en daarmee de grootste binnenzee van het Caribisch gebied. Het meer was oorspronkelijk een zeearm die het huidige schiereiland Baoruco scheidde van het vasteland. Het ontstond door aanslibbing van spoelzand dat de rivieren uit de Sierra de Neiba en de Sierra de Ocoa meevoerden. Het meer ligt dus ca. 40 meter onder zeeniveau en is daarmee het laagste punt in het Caribisch gebied. In het meer liggen enkele eilandjes, waaronder Isla Cabritos. Hiermee doe zich het merkwaardige feit voor dat zich in de Dominicaanse Republiek zowel het hoogste (Pico Duarte) als het laagste punt van het Caribisch gebied bevindt. De Río Yaque del Norte, de grootste rivier van het land (ca. 300 km) die gedeeltelijk bevaarbaar is, en de Río Yuna stromen door de Cibao-vallei. De Río Artibonité stroomt zuidwestwaarts naar Haïti door de Valle de San Juan. De Río Yaque del Sur en de Río Ozama stromen richting zuiden en zorgen voor de afwatering in de Valle de San Juan. In de Cueva de la Pequera ('vissersgrot') ontspringt de kortste rivier ter wereld. Al na een paar meter mondt dit riviertje uit in de zee. De grot ligt in het nationale park Los Haïtises. De Dominicaanse Republiek heeft de meeste en mooiste stranden van het Caribisch gebied, zowel langs de Atlantische Oceaan als de Caribische Zee. Er zijn kilometerslange stranden maar ook kleine, door groen en rotsen omringde strandjes. Sommige schitterend gelegen stranden worden nog nauwelijks bezocht door toeristen. Volgens de Dominicaners zelf telt de republiek 43.330 stranden en strandjes. Ook de eilandjes voor de kust hebben vaak prachtige stranden. Enkele van die eilanden zijn La Matica, Isla Beata, Isla Catalina, Isla Saona, Cayo Levantado, een eiland in de Baai van Samaná in het noordoosten, en de cayos Siete Hermanos, een groep van zeven kleinere eilanden. Isla Catalina, een koraaleiland voor de kust bij La Romana, is tot beschermd gebied verklaard en onderdeel van het Parque Nacional del Este. Om een groot deel van het eiland loopt een rif. Ook Isla Saona (117 km2 en ca. 1000 bewoners) behoort tot het bovengenoemde nationale park. Bevolking e totale bevolking bedroeg in juli 2003 8.716.000 personen. De gemiddelde bevolkingsdichtheid bedraagt ca. 180 mensen per km2 en de Dominicaanse Republiek behoort daarmee tot de dichtstbevolkte staten van het Caribisch gebied. De bevolking is vooral geconcentreerd in en rond de hoofdstad Santo Domingo en in de Cibao-vallei. In de hoofdstad woont ca. 36% van de bevolking, en Santo Domingo is daarmee, na de Cubaanse hoofdstad Havanna, de grootste stad in het Caribisch gebied. Er is een grote trek naar de steden; 62% van de bevolking woont dan ook in de steden. Jaarlijks komen er tussen de twee en vier miljoen toeristen (ca.150.000 uit Belgie) naar de Dominicaanse Republiek. Bijna een kwart van hen zijn Dominicanen die tijdens vakanties naar hun eigen land terugkeren. Veel met name goed opgeleide Dominicanen emigreren naar de Verenigde Staten en Venezuela (ca. 20.000 per jaar). Naar schatting hebben in totaal ca. 1,5 miljoen Dominicanen een bestaan in het buitenland opgebouwd. Zo zijn er in verschillende Amerikaanse steden hele Dominicaanse buurten ontstaan. In New York wonen ca. 800.000 Dominicanen, waarvan ongeveer 300.000 illegalen. Aan de andere kant verblijven tienduizenden (sommigen zeggen 1 miljoen!!) Haïtianen als politiek vluchteling of als 'gastarbeider', de meeste van deze mensen zijn illegaal of niet-erkend. Ze vormen de onderste klasse in de Dominicaanse samenleving en worden voortdurend uitgebuit en gediscrimineerd. De oorspronkelijke indiaanse inwoners, de Taíno, waren al na een halve eeuw kolonisatie uitgeroeid. De term 'indio' wordt nu gebruikt om de kleurling mee aan te duiden. Een lichtgekleurde mulat wordt 'indio claro' genoemd, een donkere mulat 'indio oscuro'. De bevolking bestaat ongeveer voor 73% uit kleurlingen of 'mulatto's', voor 16% uit blanken en voor 11% uit zwarten. De mulatto's hebben gemengde voorouders uit Spanje en Afrika. De Dominicaanse Republiek is in het Caribisch gebied een van de weinige landen waar de bevolking niet overwegend een Afrikaanse oorsprong heeft. De reden hiervoor is dat het land als plantagekolonie niet zo belangrijk was, zodat er veel minder slaven uit Afrika nodig waren als in andere landen. In de loop der eeuwen hebben zich verschillende andere groepen in de Dominicaanse Republiek gevestigd. Vanuit de Verenigde Staten arriveerde in de jaren twintig van de 19e eeuw een grote groep Afro-Amerikanen, die de slavernij en onderdrukking in eigen land ontvluchtten en zich voornamelijk vestigden op het schiereiland Samaná. Cubanen kwamen eveneens in de 19e eeuw naar de Republiek, maar ook na de revolutie van 1959. Andere groepen zijn Duitsers, Chinezen ('Chinos'), Japanners, Fransen, Libanezen ('Turcos'), Italianen en seizoenarbeiders van de Britse eilanden in de buurt ('cocolos'). Vlak voor de Tweede Wereldoorlog kwamen er, op initiatief van president Trujillo, een groep Duitse en Oostenrijkse joden naar de Dominicaanse Republiek. Ze gaven onder andere een impuls aan de veeteelt en de zuivelindustrie aan de Amberkust.
De jaarlijkse bevolkingstoename bedraagt ca. 1,6% (2003 1,36%). Meer dan de helft van de bevolking is jonger dan 20 jaar. De levensverwachting bij geboorte bedraagt 66,5 jaar voor mannen en 69,5 jaar voor vrouwen. Het geboortecijfer bedroeg in 2003 23,94 per 1000 inwoners; het sterftecijfer bedroeg 6,88 per 1000 inwoners. Taal De officiële taal is het Spaans; vooral in het grensgebied met Haïti wordt een Haïtiaans-creools gesproken. Immigranten spreken onderling nog veel hun oorspronkelijke taal. Iedere regio heeft, mede onder invloed van de vele immigrantengroepen, haar eigen dialect en uitdrukkingen. Het Dominicaanse Spaans is wat zachter en heeft een andere melodie dan het Europese Spaans. Van de oorspronkelijke taal van de indianen zijn nog maar enkele woorden over. Sommige van deze woorden vinden we nog terug in westerse talen: De oorspronkelijke inwoners, de Taínos, noemden het oostelijke deel van Hispaniola 'Quisqueya', een naam die de Dominicanen zelf nog vaak gebruiken. Onderwijs In een land waar de sociale tegenstellingen nog steeds zeer groot zijn, treft men altijd kinderen op straat aan omdat er te weinig leerkrachten en leermiddelen zijn. Met name in de stedelijke 'zonas populares' en op het platteland schort het nog flink aan het onderwijs. Wettelijk zijn ouders verplicht om hun kinderen naar school te sturen, zes jaar basisschool en vier jaar voortgezet onderwijs. In de praktijk wordt deze wet slecht nageleefd; ongeveer 20% van de bevolking is dan ook analfabeet. Een kleine groep rijke Dominicanen kan het zich veroorloven hun kinderen naar privé-scholen te sturen. Toch is het schoolsysteem de laatste jaren verbeterd. Veel middelbare scholen hebben inmiddels computers met toegang tot het internet. Veel buitenlanders komen naar de Dominicaanse Republiek om een studie te volgen aan een van de universiteiten of andere opleidingsinstituten. Men kan er Spaanse taal- en letterkunde volgen of een cursus salsa en merengue of een theatercursus. Voor het hoger onderwijs zijn er veel technische hogescholen en universiteiten. De oudste universiteit, de Universidad Autonómica de Santo Domingo, ontstond in 1538 uit de eerste universiteit van Amerika: de Universidad Santo Tomás de Aquino. Altos de Chavón ligt op een rotsplateau en is een dorp in de stijl van een 16e eeuwse koloniale nederzetting. In het dorp is een dependance gevestigd van de Parson's School of Design in New York, een modeopleiding. Economie De Dominicaanse Republiek heeft een van de snelst groeiende economieën ter wereld. Sinds 1992 heeft het land een economische groei van ruim 5 % per jaar laten zien.Tijdens deze periode kon de inflatie beperkt worden gehouden. In 2001 is de economische groei duidelijk afgenomen als gevolg van de recessie in de VS, de hoge olieprijzen en de dalende prijzen voor haar exportproducten. De Dominicaanse Republiek is vooral afhankelijk van de export van agrarische producten, m.n. suiker. Toen in de eerste helft van de jaren tachtig van de vorige eeuw de suikerprijs sterk daalde, voerden achtereenvolgende Dominicaanse regeringen een beleid om de wankele economische basis te versterken. In 2001 was het aandeel van de verschillende sectoren in het bruto nationaal product als volgt: landbouw en visserij 11%, industrie 34%, handel, transport, financiën, communicatie en overige diensten 55%. De economische groei stagneert al lange tijd. De financiële crisis van de jaren tachtig kwam tot uitdrukking in een hoge inflatie (1985 tot 1994: 28,8% per jaar, 2002 5,3%). Toerisme en vrijhandelszones genereren de meeste inkomsten. In september 1999 maakte de commissie voor de hervorming van de overheidsbedrijven bekend dat vier particuliere consortia voor een periode van dertig jaar het beheer krijgen over de tien suikerfabrieken van het staatsbedrijf CEA. Het elektriciteitsbedrijf, de tabaksonderneming en de nationale luchtvaartmaatschappij stonden eveneens op de nominatie om geprivatiseerd te worden. Het liberale economische beleid had een positief effect op de economie: het bbp groeide met 7% (2002 4,2%). Bijna vier miljoen Dominicanen leven onder het bestaansminimum, en dat staat voor ondervoeding en niet genoeg geld voor fatsoenlijke kleren, behuizing en scholing voor de kinderen. De meeste van deze huishoudens hebben ook geen aansluiting op elektriciteit en waterleiding. Ook de gezondheidszorg voor deze mensen is minimaal en de meeste kinderen krijgen zelfs niet de hard nodige vaccinaties. De werkloosheid is nog steeds schrikbarend hoog, 14,5% in 2002 zijn de officiële cijfers. In werkelijkheid liggen die cijfers nog veel hoger. Eind 2002 waren er nog meer dan 500 ondernemingen actief in de ca. vijftig 'Zonas Francas', belastingvrije zones in de Dominicaanse Republiek. Bedrijven in deze zones hebben voor een periode van vijftien jaar vrijstelling van verschillende belastingen. Deze zones zijn met name opgezet voor de exportproductie. Ca. de helft van de ondernemingen is actief op het gebied van textiel- en kledingproductie voor de Amerikaanse markt. Bijna de helft van de ondernemingen is van Amerikaanse origine. Toerisme In de afgelopen jaren zijn grote investeringen gedaan in de ontwikkeling van het toerisme. In 1997 bezochten 2,5 miljoen toeristen het land, in 1994 waren dat er nog maar 1,3 miljoen. Door de teruglopende economie en de aanslagen in de Verenigde Staten liep het aantal toeristen in 2001 en 2002 terug, mar in 2003 kwamen er het eerste halfjaar al weer 1,4 miljoen toeristen. De redenen om en vakantie naar de Dominicaanse Republiek te boeken zijn o.a. de gunstige ligging, het aangename klimaat, het mooie landschap en natuurlijk de vele 'bounty-eiland'-stranden. De meeste toeristen komen uit de Verenigde Staten, Canada, Frankrijk, Duitsland, Engeland en Spanje. Uit Belgie kwamen in 2002 ca. 60.000 toeristen. De gemiddelde bezettingsgraad van de hotelkamers bedroeg in het eerste halfjaar van 2003 73,8%. De toeristenbranche biedt directe werkgelegenheid aan 44.000 mensen en indirect aan 110.000 mensen
Verkeer De Dominicaanse Republiek beschikt over een goed en uitgebreid wegennet van ca. 18.000 km lengte (1986). De verbindingswegen tussen de grotere steden hebben een totale lengte van zo'n 5.000 kilometer. De totale lengte van het spoorwegnet bedraagt ca. 1600 km, waarvan 142 km in handen van de staat zijn. Dit zijn de lijnen La Vega naar Sánchez en van Guayubin naar Pepillo, die vooral dienen voor het transport van exportgoederen. Ruim 1000 km smalspoor is in gebruik op de suikerplantages. Het binnenlandse luchtverkeer heeft de beschikking over een twaalftal kleine vliegvelden; internationale lijnvluchten maken gebruik van het vliegveld 'Las Americas' bij Santo Domingo. De belangrijkste luchthavens voor chartervluchten zijn Puerto Plata en Punta Cana. De belangrijkste haven van de Dominicaanse Republiek is Puerto Rio Haina, de haven van de hoofdstad Santo Domingo. De containercapaciteit van deze haven bedraagt nu 14.000 eenheden, en moet verhoogd worden naar 25.000 eenheden. Jaarlijks komen er in deze haven ca. 2.700 schepen binnen. In december 2003 is de nieuwe haven geopend op het Caucedo-schiereiland, speciaal voor containerafhandeling.
Haiti
Haïti (officieel: République d'Haiti), republiek in het Caribische gebied, op het westelijk deel van het eiland Hispaniola, 27.750 km2, met (schatting 1995) 7.035.000 inw. (254 inw. per km2); hoofdstad: Port-au-Prince. Tot Haïti behoren enige eilanden, waarvan het Île de Gonâve (660 km2) in de Golf van Gonâve en het Île de la Tortue (180 km2) in de Atlantische Oceaan de grootste zijn. Munteenheid is de gourde, verdeeld in 100 centimes. Nationale feestdag is 1 januari, Onafhankelijkheidsdag.
. Landschap Vier oost-west lopende bergketens, die een voortzetting zijn van de gebergten in de Dominicaanse Republiek, bepalen het reliëf; van noord naar zuid: het Massif du Nord, de Montagnes Noires, de Chaîne des Matheaux en de Montagnes de Trou d'Eau, en in het zuiden het Massif de la Selle (Morne de la Selle, 2680 m), naar het westen voortgezet in het Massif de la Hotte (Morne Macaya, 2347 m). Tussen het Massif du Nord en de Montagnes Noires ligt een savannehoogland, het Plateau Central; de Plaine de l'Artibonite tussen de Montagnes Noires en de Chaîne des Matheaux is de grootste laagvlakte. Tussen de Atlantische Oceaan en het Massif du Nord ligt in het noordoosten een vruchtbare kustvlakte, de Plaine du Nord; ten oosten van Port-au-Prince ligt de Plaine du Cul-de-Sac. Kleinere laagvlakten zijn de Plaine de l'Arbre in het noordwesten en de Plaine des Cayes in het zuidwesten. De belangrijkste rivieren zijn de Artibonite (280 km), die in de Dominicaanse Republiek ontspringt, en Les Trois Rivières (102 km) in het noordwesten. Het Étang Saumâtre, 25 km ten oosten van Port-au-Prince, is het grootste meer (170 km2); ten westen hiervan ligt het Trou Caiman, en in het zuiden het Étang de Miragoâne.
. Bevolking Van de bevolking is ca. 80% van Afro-Caribische afkomst; mulatten maken 15 tot 20% uit. De jaarlijkse bevolkingstoename bedraagt 2%; geboorte- en sterftecijfer in 1990: resp. 41 en 13; de sterfte van kinderen jonger dan één jaar bedroeg 117. De levensverwachting bij geboorte wordt geschat op 57 jaar. Ca. 69% van de bevolking woonde in 1994 op het platteland. De grootste steden waren in 1986 Port-au-Prince (800.000 inw.), Cap Haïtien (92.000), Gonaïves (63.000) en Les Cayes (36.500). De officiële taal is het Frans, dat slechts door 10% van de bevolking wordt gesproken; de meerderheid spreekt Haïtiaans, een Creools-Frans, dat volgens de grondwet een gelijke status heeft als het Frans. Officieel is ca. 80% van de bevolking formeel lid van de Rooms-Katholieke Kerk. De uit Afrika geïmporteerde magisch-spiritistische Voodoo-cultus (ook officieel erkend in de grondwet van 1987), die zich met allerlei elementen uit de rooms-katholieke eredienst heeft vermengd, is zeer verbreid (70%). Het aantal protestanten wordt geschat op 10% van de bevolking.
3. Bestuur en samenleving Haïti is volgens de grondwet van 1987 een presidentiële republiek. De wetgevende macht (het parlement) bestaat uit twee Kamers, het Huis van Afgevaardigden (83 zetels) en de Senaat (27 zetels). De president wordt direct gekozen voor een periode van vijf jaar. De belangrijkste politieke partijen zijn de Organisation Politique Lavalas (OPL), de Mouvement Ouvrir Paysan (MOP) en de Parti Louvri Baryè (PLB). Als een gemeenschappelijk front (het Plateforme Politique Lavalas; PPL) beschikken de drie partijen sinds de verkiezingen van 1995, over 68 zetels in het Huis van Afgevaardigden en 17 zetels in de Senaat. Tot de buitenlandse betrekkingen van Haïti behoort het lidmaatschap van de Verenigde Naties en van een aantal van haar suborganisaties, van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS), van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) en van het Sistema Económico Latinoamericana (SELA). De sociale en economische situatie is zeer slecht te noemen. Haïti was in het midden van de jaren tachtig het armste land van het westelijk halfrond en is nog steeds een der armste landen van Latijns-Amerika. Veel Haïtianen (2 miljoen) werken in de Dominicaanse Republiek als seizoenarbeider. Anderen zijn naar de steden getrokken, waar zij veelal onder de armoedigste omstandigheden leven. Er is traditioneel een belangrijke emigratie van de beter opgeleide burgers naar de Verenigde Staten en Europa; zo werken er meer Haïtiaanse artsen in Canada dan op Haïti zelf. In het laatste decennium is een dramatische uittocht van de arme bevolking op gang gekomen. Bootvluchtelingen hebben met duizenden hun toevlucht gezocht in de Verenigde Staten, Canada en binnen de Caribische regio.
4. Economie Productie en verwerking van landbouwproducten vormen de basis van de economie. In 1993 was ca. 62% van de beroepsbevolking werkzaam in de landbouw. In dat jaar bedroeg het aandeel van de landbouw in het bruto nationaal product (bnp) 44% en van de industrie en de bouwnijverheid 12%. De economische groei bedroeg in de periode van 1984 tot 1986 gemiddeld nog geen 0, 4%; tussen 1990 en 1994 kromp de economie jaarlijks met 8,1%. Het bnp per hoofd van de bevolking nam af met 1,1% per jaar. Van het totale landoppervlak was in 1996 ongeveer 32% in gebruik voor landbouw en veehouderij, hoewel niet meer dan eenderde werkelijk geschikt is voor landbouw. Koffie is het belangrijkste landbouwproduct. Ruim 90% van de koffieproductie is afkomstig van veelal zeer kleine bedrijven (kleiner dan 2 ha). Van belang zijn verder de verbouw van suiker (enkele grote plantages bij Port-au-Prince), tropisch fruit, rijst (irrigatielandbouw, vooral in de Artibonitevlakte) en katoen (in het Gonaïvesdal). Koffie, suiker en tropisch fruit zijn vooral bestemd voor de export. Droogtes, erosie door te intensief grondgebruik, gebrek aan irrigatie, lage prijzen en een slechte infrastructuur hebben een negatieve invloed op de productie en dwingen tot grotere invoer van levensmiddelen (50% van de totale consumptie). De veehouderij (vooral varkens en runderen) is van ondergeschikt belang. De veelal primitieve visserij (tonijn, kreeft en garnalen) levert een geringe bijdrage aan de voedselvoorziening. Als gevolg van jarenlange roofbouw zijn grote oppervlakten van het bosareaal verdwenen; herbebossing wordt overwogen, maar inmiddels lijkt de erosie onomkeerbaar. De houtexploitatie levert overwegend brandhout. De aangetoonde voorraden goud, zilver, koper, platina, tin, nikkel, mangaan, ijzer en bruinkool worden geen van alle geëxploiteerd. De winning van bauxiet in de buurt van Miragoâne door de Noord-Amerikaanse maatschappij Reynolds is in 1983, na een periode van 40 jaar, gestaakt. In 1992-1993 produceerde Haïti 420,8 miljoen kW elektriciteit. Het grootste gedeelte wordt in waterkrachtcentrales opgewekt. De meerderheid van de bevolking is voor haar energievoorziening echter afhankelijk van houtskool. De industriële productie voor de binnenlandse markt vindt veelal plaats in kleine, traditionele bedrijven, en omvat voedingsmiddelen (meel, plantaardige oliën en vetten), schoeisel en cement. Naar schatting 50!000 arbeiders zijn werkzaam in de industrievestigingen die voor de wereldmarkt produceren (o.a. textiel, leerwaren, meubels, elektrische en elektronische producten en sportartikelen). Deze bedrijven, aangetrokken door de lage lonen en het gunstige investerings- en belastingklimaat, vormen in feite een buitenlandse 'enclave' op Haïtiaans grondgebied. Landbouwproducten leveren ongeveer eenderde van de totale uitvoerwaarde, terwijl geassembleerde producten als textiel en elektronica steeds belangrijker worden (69%). De voornaamste invoerproducten zijn voedingsmiddelen, aardolie en raffinageproducten, auto's en andere transportmiddelen en bouwmaterialen. De Verenigde Staten zijn veruit de belangrijkste handelspartner, gevolgd door de EU, Japan en Canada. De handelsbalans is al jaren negatief. De Banque de la République d'Haïti, vanouds een handelsbank met daarnaast de rol van fiscaal agent voor de overheid, is sinds 1934 in handen van de staat en fungeert tevens als centrale bank. De buitenlandse schuld in 1994 bedroeg $ 870 miljoen. Economische planning en ontwikkeling. In de afgelopen decennia is het overheidsbeleid gericht geweest op het aantrekken van buitenlandse, m.n. Amerikaanse bedrijven. Dit beleid is betrekkelijk succesvol geweest, maar heeft de agrarische crisis niet kunnen compenseren. Pogingen om met buitenlandse hulp de zelfvoorzienende landbouw een gezondere basis te geven zijn mislukt. Van het zeer onderontwikkelde wegennet (3700 km) is slechts ca. 700 km geasfalteerd. De belangrijkste verbinding is de weg van Port-au-Prince naar Cap Haïtien. De spoorlijnen zijn in 1990 definitief opgeheven. De belangrijkste haven is Port-au-Prince; voorts is van belang Cap Haïtien (koffie-export). Tussen de meeste steden is vliegverkeer (veelal in kleine vliegtuigen) mogelijk; de internationale luchthaven bij Port-au-Prince is geschikt voor de grootste vliegtuigen.
5. Geschiedenis 1492-1934 Het westelijk deel van het op 6 dec. 1492 door Christophorus Columbus (links) ontdekte eiland Hispaniola (rechts) werd door de Spanjaarden ontruimd ten gevolge van de komst van Nederlandse, Engelse en vooral Franse filibustiers (1625), weldra gevolgd door Franse kolonisten. De al in 1512 begonnen slavenhandel werd uitgebreid en maakte een groei van de plantagelandbouw mogelijk. De eigen geschiedenis van deze eilandhelft kreeg haar beslag door de overgang in Franse soevereiniteit bij de Vrede van Rijswijk (1697). De Franse Revolutie bracht de kleurlingen die rechtsgelijkheid eisten in opstand (1791). Hierna volgde een rebellie van de slaven. Er ontstond een burgeroorlog, waarbij ook Frankrijk en Engeland betrokken waren. De opstandige slaven onder leiding van Toussaint-Louverture en later Dessalines behaalden de overwinning. In 1804 werd de Republiek Haïti uitgeroepen, de tweede republiek (na de Verenigde Staten van Amerika) op het westelijk halfrond. Dessalines' opvolger, president Christophe (1807), later koning (1811), werd door een tegenregering in het zuiden en westen onder Pétion (1807) niet erkend. Diens opvolger Boyer breidde in 1822 zijn gezag over het gehele eiland uit. Na zijn val (1843) scheidde de nu gevormde Dominicaanse Republiek zich definitief af (1844). De republiek werd nog eenmaal 'keizerrijk' onder Faustin I Soulouque (1849). Geïsoleerd van de wereld verviel Haïti in een steeds toenemende chaos. In 1915 volgde een militaire interventie door de Verenigde Staten die tot 1934 duurde.
1934-1986 Van 1934 tot 1941 kon president Vincent zich handhaven, van 1941 tot 1946 Elie Lescot en van 1946 tot 1950 Dumaisais Estimé. Financiële desorganisatie maakte dat deze president in 1950 moest wijken voor nieuwe groepen politici en militairen. President Paul Magloire trachtte de economische toestand te verbeteren en tegelijk de rechten van boeren en georganiseerde arbeiders te eerbiedigen. Zijn ambtstermijn was 6 dec. 1956 afgelopen; hij werd gedwongen af te treden en werd opgevolgd door Joseph Nemours, president van het Hooggerechtshof. Op 7 febr. 1957 werd Frank Sylvain voorlopig president (tot 2 april 1957). Daarna wisselden militaire junta's en voorlopige presidenten elkaar af. Op 22 sept. 1957 werd François Duvalier ( 'Papa Doc'), een voormalige plattelandsarts, tot president gekozen. Hij slaagde er snel in een dictatoriale positie op te bouwen door de bevoorrechte positie van de mulatten en het leger te breken. Zijn familieleden gaf hij belangrijke posten en hij richtte een persoonlijke militie op, de gevreesde Tontons Macoutes. Behalve op terreur steunde zijn bewind op de Voodoo-cultus. De economische en sociale ontwikkeling van het land werd echter verwaarloosd. In juni 1964 liet hij zich tot 'president voor het leven' uitroepen. De relaties met de Verenigde Staten verslechterden; president Kennedy schortte zelfs de economische hulpverlening op. In de tweede helft van de jaren zestig haalde Washington de banden weer aan. Op 21 april 1971 overleed François Duvalier, enkele maanden nadat hij zijn twintigjarige zoon, Jean-Claude Duvalier ( 'Baby Doc'), tot zijn opvolger als president voor het leven had aangewezen. Met het doel Haïti uit zijn isolement te halen en de relaties met de Verenigde Staten te verbeteren werd een zekere liberalisering doorgevoerd, en kreeg een aantal politieke gevangenen amnestie. De verhouding met dat land verslechterde evenwel spoedig, vnl. door de nadruk van de regering-Carter op de mensenrechten. Het verzet tegen het bewind duurde echter voort, o.l.v. de Rooms-Katholieke Kerk met haar radiostation Radio Soleil. In 1984 braken massale (voedsel)rellen uit in verschillende steden. Mede onder druk van de Verenigde Staten zegde Duvalier concessies toe, maar dit bleek te laat. Series van stakingen en rellen in 1985 en begin 1986 dwongen Duvalier uiteindelijk te vluchten naar Frankrijk (7 febr. 1986) met meeneming van tientallen miljoenen dollars.
Eind jaren tachtig en de jaren negentig Sindsdien is Haïti verwikkeld in een moeizaam en onzeker democratiseringsproces. Een interimregering o.l.v. generaal Namphy nam de macht over. De uitgeschreven verkiezingen van nov. 1987 liepen uit op een bloedige mislukking, omdat de oude machthebbers en de Tontons Macoutes de verkiezing van een burgerpresident wilden verhinderen. Uiteindelijk werden in jan. 1988 (frauduleuze) verkiezingen gehouden. De christen-democraat Leslie Manigat, gesteund door het leger, werd tot president gekozen. Manigat stelde zich echter onafhankelijker op dan verwacht en werd binnen een half jaar door het leger ten val gebracht. Namphy benoemde zich opnieuw tot president, maar werd kort daarna afgezet door de militair Prosper Avril (1988). Na massale stakingen en protesten van de bevolking en de verenigde oppositie werd Avril in maart 1990 gedwongen af te treden. Hij werd opgevolgd door een interim-(burger)president, Ertha Pascal-Trouillot, de eerste vrouwelijke president in de geschiedenis van Haïti. Bij opmerkelijk rustige verkiezingen in dec. 1990 werd de linkse priester Jean-Bertrand Aristide met 70% van de stemmen tot de nieuwe president gekozen. In sept. 1991 werd Aristide door het leger gearresteerd, maar kon dankzij druk van buitenlandse ambassades het land verlaten. In de maanden na de staatsgreep vonden ca. 1500 burgers de dood. Tijdens zijn ballingschap bleef Aristide, met hulp van o.a. de OAS, zich verzetten tegen de nieuwe machthebbers. Steeds slaagden zij erin zijn terugkeer tegen te houden. In okt. 1994 kon Aristide met behulp van de Verenigde Staten terugkeren. Bij de parlementsverkiezingen van aug. en sept. 1995 verwierf de door aanhangers van Aristide opgerichte Politieke Organisatie Lavalas (OPL) een meerderheid in zowel het Huis van Afgevaardigden als in de Senaat. Begin 1996 volgde René Préval president Aristide op, waarmee voor het eerst sinds het land in 1804 onafhankelijk werd een gekozen president de macht overdroeg aan zijn gekozen opvolger. De in maart 1996 beëdigde premier Rony Smarth verklaarde prioriteit te zullen geven aan verhoging van de landbouwproductie, stimulering van de ambachtelijke sector, basisonderwijs en alfabetisering.
Haiti anno 2004 Een "nachtmerrie" en een "ramp". Zo omschrijft de voorzitter van de Haïtiaanse bisschoppen-conferentie, aartsbisschop Hubert Constant, de situatie in het land op 9 maart 2004. Vooral in de hoofdstad Port-au-Prince wordt volgens de aartsbisschop veel brandgesticht, gedood en geplunderd. Ook in de noordelijke regio veroorzaakten de rellen volgens hem een tiental doden. "Instellingen en winkels zijn geplunderd en in brand gestoken." De aartsbisschop meent dat het aantal slachtoffers moeilijk te bepalen is. Toeschouwers spreken over ongeveer honderd doden sinds het uitbreken van de rellen op 10 februari. Materiële schade wordt geschat op 1 miljard dollar.
Wat is er begin dit jaar (2004) gebeurd ? Jean-Bertrand Aristide (zie foto rechts), de eerste democratisch verkozen president van Haïti sinds Duvalier in 1957 aan de macht kwam, ontvluchtte zondagochtend 29 februari 2004 dit Caraïbische eiland. In een Amerikaans vliegtuig werd hij via de Dominicaanse Republiek naar de Centraal-Afrikaanse Republiek gevlogen. Enkele weken al was het duidelijk dat Aristide niet aan de macht zou kunnen blijven. Maandenlange manifestaties van de oppositie en het oprukken van rebellen in het noorden van Haïti sinds begin februari leidden tot een climax. Dit resulteerde in escalerend straatgeweld en een internationale druk op Aristide om af te treden. Het politieke vacuüm leidt tot chaos, geweld en plunderingen Na het vertrek van Aristide is de politieke situatie in Haïti nog onduidelijker geworden. In de door de rebellen gecontroleerde steden wordt het vertrek van Aristide uitbundig gevierd, maar in steden waar Aristide veel aanhang heeft weigeren gewapende aanhangers zich over te geven. In de hoofdstad Port-au-Prince reageren zijn aanhangers woedend. Tweederde van de volwassenen is werkloos, het gemiddeld maandloon bedraagt 30: de verleiding om te plunderen in een machtsvacuüm is groot. Overal in de stad worden winkels, ziekenhuizen, overheidsgebouwen en schepen met humanitaire hulpgoederen geplunderd en gebouwen in brand gestoken. Daarbij komt het geregeld tot schietpartijen tussen plunderaars en politie. Tegenstanders van Aristide bestormen de gevangenis en laten gevangenen vrij. Er vinden veel afrekeningen plaats. Onder de bevolking stijgt de paniek. Duizenden proberen te vluchten, vele buitenlanders worden geëvacueerd. Omwille van de noodsituatie wordt een avondklok ingesteld. De voorraden zijn geblokkeerd en prijzen van voedsel en brandstof stijgen enorm. Konvooien met noodhulp geraken niet of nauwelijks ter plaatse. Er is grote behoefte aan veilige transportmogelijkheden. Stilaan keert er een kwetsbare rust terug. Scholen en banken zijn weer open; vernielde supermarkten werden opgelapt en het verkeer veroorzaakt weer files. Nog regelmatig zijn er plunderingen, woelige betogingen en schietpartijen. Vooral in stadsdelen waar de gewapende aanhangers van Aristide nog actief zijn, blijft het erg onrustig. Haïtiaanse politie en buitenlandse militairen beginnen met de inbeslagname van wapens. Hoeveel doden er tijdens de onlusten in Port-au-Prince gevallen zijn is niet duidelijk. Officieel spreekt men van een 100-tal, maar de Pan-Amerikaanse Volksgezondheidsorganisatie PAHO liet weten dat alleen al in Hôpital Général bijna 200 lijken liggen. Uit een andere bron vernamen we dat het om meer dan 1.000 slachtoffers gaat en dat er in Titanyen (even buiten de hoofdstad) een massagraf met 700 lijken is. Het platteland is grotendeels in handen van gewapende benden o.l.v. voormalige officieren. Het blijft afwachten of die vaak onderling rivaliserende milities op termijn niet opnieuw voor onrust zorgen. Diezelfde zondag, 29/2, arriveert een internationale troepenmacht om enkele strategische plaatsen te beschermen. Haïti heeft lang op deze troepenmacht moeten wachten. Na bijna 3 weken van geweld waren Canada en Frankrijk overtuigd, maar de VN-Veiligheidsraad en de VS talmden. De soldaten vormen de voorhoede van een internationale vredesmacht die de komende maanden de orde moet helpen herstellen en humanitaire hulp verlenen. Er is een nieuwe politiechef benoemd: de in de VS opgeleide voormalige baas van de kustwacht Leonce Charles. Die vervangt Jocelyne Pierre, een vertrouwelinge van Aristide. De politiemacht zal getraind worden door de VS en werkt samen met de internationale troepenmacht die moet aangroeien tot ongeveer 5.000 militairen. Momenteel zijn er ongeveer 2.300 militairen aanwezig, waarvan 1.500 Amerikanen. Daarnaast ook Fransen, Canadezen en Chilenen. Een missie van de VN bereidt de komst van blauwhelmen voor die op 1 juni de controle zullen overnemen van de nu aanwezige troepen. Opperrechter Boniface Alexandre is, zoals voorzien in de grondwet, benoemd tot interim-president. De grondwet vraagt om instemming van het parlement, maar dat is onmogelijk omdat het ambtstermijn van de parlementariërs op 11 januari afliep. Aristide regeerde sindsdien per decreet. Boniface is lid van de Lavalas-partij van Aristide. Hij werkte 25 jaar als advocaat op de Franse ambassade, is nadien lid van het Hof van Beroep en wordt er in 2000 voorzitter van. Na een 10-tal dagen wordt een nieuwe premier aangesteld die Yvon Neptune, een vertrouweling van Aristide, zal opvolgen. Gerard Latortue (foto) is advocaat-econoom en heeft jaren voor de VN gewerkt in Afrika. De vraag is of de Haïtianen Latortue wel zullen erkennen, want hij verbleef de voorbije 45 jaar slechts sporadisch in zijn land. Haïti heeft sinds 17 maart 2004 een nieuwe regering van 13 ministers en 6 staatssecretarissen. Het zijn grotendeels technocraten die aanleunen bij de oppositie, geen van hen is verbonden aan een politieke partij. Ex-generaal Abraham de man die vele rebellen graag op de post van eerste minister hadden gezien - wordt minister van Binnenlandse Zaken. Buitenlandse Zaken gaat naar de economist Siméon. En de rechtsgeleerde Gousse krijgt Justitie en Openbare Veiligheid. Opvallend is dat er geen leden van Aristides partij Lavalas benoemd zijn. Het ziet er naar uit dat de arme Haïtiaan, het gros van de bevolking, na 14 jaar poging tot democratie haar stem kwijt is. Premier Latortue werd hierom in binnen- en buitenland bekritiseerd. Er wordt gevreesd dat het uitsluiten van de Lavalas-partij tot meer verdeeldheid onder de bevolking zal leiden.
Persbericht van 5 april 2004 Volgend jaar (2005) verkiezingen in Haiti In de loop van 2005 zullen in het Latijns-Amerikaanse land Haiti verkiezingen worden georganiseerd. Daartoe hebben de verschillende politieke partijen en vertegenwoordigers van de bevolking een "politiek akkoord" gesloten. Dat zei de eerste minister Gérard Latortue tijdens een persconferentie die hij samen met de Amerikaanse Buitenlandminister Colin Powell hield ter gelegenheid van diens -korte- bezoek aan Port-au-Prince. "De nieuwe president kan ten laatste op 7 februari 2006 in functie treden", luidt het. Net op die datum verloopt het mandaat van ex-president Jean-Bertrand Aristide. Powell was maandag in Haiti voor een kort bezoek van 1 dag. Het was voor het eerst sinds 1998 dat een Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken een bezoek bracht aan Haiti én het eerste bezoek van een hoge politiek verantwoordelijke sinds de val van Aristide. Powell sprak in Haiti onder meer met vertegenwoordigers van de overgangsregering van Latortue over de "terugkeer van de stabiliteit" in het land. Op 29 februari verliet Aristide het land na wekenlange onlusten.Nu is er een bestendig toezicht door Amerikaanse troepen(1000) en is het overal nogal rustig(06/2005) Nu in 2005 zijn er al enkele orkanen over het land getrokken-Met nu op 20/10 een eerste doortocht van WILMA want men voorspeld dat deze nog na een week kan terug keren. De maanden November,December 2005,Januari,Februari,Maart en April 2006 zijn zonder één enkele storm voorbij
Buyle Eric Laatst bijgewerkt 30/04/2006
http://blog.seniorennet.be/ericbuyle
|