Aangelokt door de sirenelokroep van zangeres Zlata Ognevich in de Oekraïense bijdrage aan het Europese Songfestival, waar ze met ‘Kukashka’ (gravety) na Denemarken en Azerbeidzjan glansrijk als derde eindigden, besloten we onze koffers te pakken en naar het land van de eeuwige steppen uit te wijken.
Het was de tweede maal dat een Oekraïense zangeres me liggen had en naar haar land lokte. In 2004 won Ruslana het Euro Songfestival met Wild Dance. De wilde sexy steppemeid had me toen ook al zodanig opgehitst met het wilde geluid van de etnische drums vermengd met het geluid van de trembila om maar weer eens Oekraïne aan te doen (Ruslana was samen met Joelia Timosjenko en Victor Joesjtsjenko het boegbeeld van de Oranjerevolutie en werd parlementslid tijdens hun regering.)
De caravaneigenaar in een eerder VRT- TV-uitzending ‘Iedereen beroemd’ zegde wel: “dat er niets te zien was, maar voor te zien dat er niets te zien was je er wel heen moest om te zien dat er niets te zien was!”
Wij dus erheen om te zien, enz. We lieten de koude West-Europese meimaand achter ons en stevende doorheen Duitsland richting Dresden naar het warmere Oost-Europa. Wie zou ons tegenspreken?
Afscheid
Vanuit mijn vertrouwde warme werkkamer, twee hoog onder de dakpannen, had ik eerder afscheid genomen van de Tuin der Noordzee. Geen tuintjes maar achteruitgevels, koertjes om bij zonnig weer de was op te hangen, rode- en zwarte dakpannen, geasfalteerde platte daken van de annexen met hier en daar een plastieken dakvenster, enkele schotelantennes, verder af, net nog wat zichtbaar tussen de daken: de klokkentoren van de dorpskerk en de vlaggen aan de masten van het sportcomplex, die me dagelijks de windrichting en -kracht aangaven. Vanaf de voorgevel met zicht op het zuiden zag ik doorheen de grote ramen ook daken afgetekend tegen een grijze lucht en beneden op de straat liepen goed ingeduffelde schimmen haastig in de troosteloze miezerige regen dicht tegen de gevels aangedrukt. Geen weer om een hond door te jagen! Voilà, het kleine beschermde wereldje van een mens, globetrotter, wereldburger en would-be schrijver.
We wachtten tot de files verdampt, de gekantelde vrachtwagens rechtgetrokken en de tot schroot geaccidenteerd persoon wagens geruimd waren en de regen wat minderde. Toen pas startten we onze motorhome. Haast is er nooit bij. Een GPS hadden we niet. Voor wat? We zijn toch altijd thuis waar onze camper staat, of niet soms?
Dresden
Langsheen de A4 naar de Poolse grens is de voornaamste plaats de hoofdstad Dresden van de vrijstaat Saksen (de stad werd in 2013 geschrapt uit de lijst van het Unesco- werelderfgoed wegens een nieuwe ‘storende’ brug over de Elbe).
Deze stad had onmenselijk te lijden gedurende de nachten van 13 en 14 februari 1945 onder de bombardementen van de geallieerden. De stad, die militair van geen enkel belang was, werd bij die luchtaanval in 18 miljoen m3 puin omgezet. Aan de hand van oude foto’s en schilderijen herrees: ‘Elbflorenz’ (het Florence aan de Elbe) na de ‘Wende’ terug als een feniks uit haar as in al haar oude glorie.
Niet ver van Dresden ligt het plaatsje Radebeul, woonplaats van de jeugdschrijver Karl May. Zijn boeken (westerns met Old Shatterhand en het indianen opperhoofd Winnetou) werden door de DDR-regering verboden. Nu is zijn woonhuis in de Karl-May-strasse 5, ingericht als museum en hebben er in de zomermaanden in de streek openlucht wildwestfestivals plaats, (www.karl-may-museum.de.)
In mijn jeugd verslond ik zijn boeken. Ik besloot toen: ‘als ik groot ben’ naar Amerika uit te wijken, cowboy te worden en met een Colt 45 er enkele slechte indianen mee om te leggen. Die schietijzers met hun zespatronentrommel moest je blijkbaar volgens de latere westernfilms nooit bijladen. Handig. Eens 18 jaar liftte ik naar Antwerpen, monsterde aan op een schip maar kwam op de verkeerde plek terecht: Belgisch Kongo waar het zwart liep van het volk, maar dat is een ander verhaal.
Saksen enWinnetou
De regen hield ons gezelschap tot we de A4 verwisselden voor de A17 en de afslag namen richting Praag. Doorheen een tunnel en een tweede van drieënhalve kilometer, klaarde de hemel plots op. Het werd ook enkele graden warmer. De tweede tunnel was in tweeën gesplitst waardoor we in een tel even van het zonnetje konden genieten. Aan de linkerkant van de weg zagen we in een flits een huis gevaarlijk boven een afgrond balanceren. Toen slorpte het tweede tunnelgedeelte ons op.
De streek waar we nu doorheen reden was het Elbsandsteingebirge (zandsteen van de Elbe gebergte), de Elbevallei , het nationaal park Sächsische Schweiz met het aansluitende Ceske Svycarska NP in Tsjechië.
De Elbe, die Hamburg bevloeit en bij Cuxhaven in de Noordzee uitmond, ontspringt in het Reuzengebergte op de grens van Tsjechië met Polen en noemt hier Laba.
Als we de Elbe opwaarts volgden kwamen we voorbij Pirna (42.000 inw.) aan een 360 meter hoge tafelberg met de vesting Königstein. De vesting was zo sterk dat geen vijand er ook maar aandacht het te belegeren.
Ook Pirna herrees uit zijn as en het centrum werd hersteld naar schilderijen van de Venezolaanse kunstenaar Bernardo Belloto Canaletto (1722-1780). Deze maakte er in 1753-54 zijn meesterwerk: ‘Der Marktplatz zu Pirna’, nu nog te zien in het toerismebureau op de markt. Canaletto maakte voor zijn stadsgezichten ook gebruik van een camera obscura.
Het oude stadsdeel ligt pal aan de rivier waar toeristische passagiersschepen, waaronder de oudere raddampfers (raderboten) ‘Pirna’ en de ‘StadtWehlen’ , aan de ‘Dampferkade’ aanmeren (www.pirna.de, www.tourismus.pirna.de, touristservice@pirna.de.)
Het Elbestein (elbesteen) uit het Elbesteingebirge was in Duitsland een zeer gegeerd bouwmateriaal. Als middeleeuwse verbindingsweg kon het over de stroom getransporteerd worden en werden kerken, kastelen en herenhuizen mee opgetrokken. Tot in Berlijn toe werd het als bouwmateriaal gebruikt voor de Reichstag en Schloss Sanssoucci, het rococozomerpaleis van Frederik de Grote in Potsdam met een park vol fonteinen.
De bizarre zandsteenrotsformaties trokken vroeger schilders en vandaag toeristen aan. Een gemarkeerd wandelpad is de ‘Maleweg’ (de schildersweg) door het mythische gebergte.
We reden tot aan het kuuroord Bad Schandau, overnachtten aan de Elbeoever en reisden verder doorheen de Saksische natuurreservaten.
Görlitz
‘In zes minuten staat de auto in Polen,’ schreef destijds Sander van Walsum in de Volkskrant, ‘Autodiefstallen in Görlitz zijn de prijs voor de toegenomen vrijheid.’
Door na de ‘Wende’ en het Shengenakkoord de rijksgrenzen maar ongecontroleerd open te gooien, waren het voornamelijk criminelen die ervan profiteerden in de meest oostelijk stad van Duitsland (de vorige DDR) toe te slaan. In 1945 vormden het Duitse Görlitz en het Poolse Zgorzelec nog één stad. Na de oorlog werd deze gesplitst. Met het verdwijnen van de slagbomen aan de oevers van de Neisse-en Oberrivieren, kwamen de Polen in massa op het Duitse gedeelte van de zusterstad afgestormd.
“En weet je waarom de Russen in Duitsland altijd twee auto’s stelen? Omdat ze op weg naar huis door Polen moeten.” De start voor heel wat Polenmoppen: “Het fijne van koud weer is dat de Polen dan de handen in hun eigen zakken steken,” en nog veel meer van die grappen en grollen.
Gorlitz (63.000 inw.) was op het einde van de A4 de grensovergang dat we normaal zouden nemen om doorheen Polen naar Oekraïne te rijden. Deze maal bogen we af naar de grens met Tsjechië.
Laisitz en Zittauer gebergte
Zittau (27.000 inw.), ofwel Zitawa in het Sorbisch, is een oude handelsstad in het drielandenpunt op de grenzen van Duitsland, Tsjechië en Polen. Vlakbij doemt de Lausche op, een 793 m hoge uitgedoofde vulkaan (www.zittau.eu) .
De streek is de woonplaats van de enige nationale etnische minderheid van Oost-Duitsland: het Sorbische eenwest-Slavisch volk. Tegenwoordig leven grote aantallen Sorben langs de Spree, in het gebied tussen het Lausitzer bergland en het Spreewald. In deze oostelijke hoek van Saksen worden nog een eigen cultuur en een eigen taal in het leven gehouden. De culturele kern van de Sorben is de stad Bautzen (Budysin.) De cultuur van de Sorben is vaak te ervaren in de Lausitz en het Zittauer gebergte, voornamelijk met carnaval. In het Serbski Muzej, in een bijgebouw van de burcht van Bautzen, zijn de geschiedenis en de cultuuruitingen van de Sorben tentoongesteld.
In hun camperreisverslag Oost-Europa herontdekt bezoeken de auteurs vroeger bezochte locaties en becommentariëren de veranderingen. Het werd een aangenaam weerzien met vrienden, wrevel tot hilariteit met vervelende grenscontroles, problemen met vignetten, de tot op het bot versleten Oekraïense wegen, het ongewenste Romavolk en getolereerde strandnaaktloperij, woede over de corrupte regeerders van het Nieuwe Europa (euro’s si, Europa no!) de ontwapenende glimlach van een kind, de eerbied voor de welzijnswerkers, een lange winter, een te hete zomer en het vrije camperleven met regels, die moeten gerespecteerd worden
Zoals men weet (of niet weet) is Roemenië gekend voor zijn vreselijke vampiers. Na de zoveelste bloedhete dag hadden we met de auto wat schaduw opgezocht langsheen de weg onder bloeiende lindebomen. Bij ons zouden we het de ‘Welriekende Lindedreef’ kunnen noemen.
Enkele zigeunerjongens waren in de bomen geklommen en ernstig op los de takken aan het afzagen, waarbij anderen snel de buit verzamelden en er mee vandoor gingen. Een kleine, ik schatte hem +/- 5 jaar en met geen tang van vuiligheid vast te pakken, was achtergebleven en sprong verwoed omhoog naar de voor hem te hoge takken om ook wat buit te bemachtigen.
Toen ik naar hem keek had hij twee bloesems in zijn vuile handjes. Vanuit de auto kon ik wat takken grijpen en de bloesems plukken. Alles werd in een plastieken zakje gedaan. Met een losse tak kon ik nog wat hoger hangende takken naar beneden trekken. Met een halfvolle zak verdween de knaap al wuivend met zijn buit.
In de koele zwoele avondlucht en de heerlijke geur van de linden besloot ik Sloeber nog even uit te laten. Nog voor ik het in gedachte had stond de hond al blij met kwispelende staart klaar. Hondse telepathie?
Na een honderdtal meter met de nodige sanitaire stops, pootje omhoog tegen een boom, tegen bloemen en hekkens, draaide hij zich om….!
Van zijn muil tot aan zijn hals bemerkte ik dat zijn vacht en voorpoot met bloed besmeurd was. Paniek. Terug naar de auto. De hond werd volledig geïnspecteerd op verwonding. Geen oorzaak van waar het bloed afkomstig was. Alles leek gaaf. Geen wonde of wat dan ook te bekennen.
Het met bloed besmeurde plakkerig haar was onmogelijk schoon te krijgen. We stonden daar nu met een vreselijk griezelig dorstig uitziende vampierhond. Wat nu? ’s Avonds laat geen dierenarts te consulteren.
’s Morgenvroeg had Sloeber nog altijd een kleverige rode vacht. Bij het uitlaten kregen moeders met schoolgaande kinderen de hond in de mot. In grote paniek sloegen ze naar orthodox gebruik drie kruisjes en sleepte ze hun kroost achter zich aan en renden de straat over, weg en in veiligheid voor het bloeddorstige beest. Kan zijn dat ik mij vergis, het kon ook zijn omdat ze de verder gelegen kerk voorbij moesten. Terug in de auto werd Sloeber nog eens van kop tot teen grondig onderzocht. Ook geen verf te bespeuren! Mysterie.
Terug op weg, zigzaggend over de met grote gaten bezaaide banen, besloten we na enkele uren even een stop te houden. Probleem was een schaduwrijke parking vinden. We vonden een plaats waar naar Oost-Europees gebruik een soort garagebrug stond waarop een vrachtwagen was opgereden, en zo de trucker de mogelijkheid bood om onderaan zijn vrachtwagen de eventuele opgelopen schade op te nemen, en een noodreparatie uit te voeren.
Onder ons klein tafeltje staat een vierkante curverbak met een open zijde met flessen. Door wat naar rechts hellen van de auto, zag ik tot mijn verbazing de bak tot aan de open rand gevuld met een nogal vieze dikke bloederige brij. We keken als zot
Tijdens het uithalen van de flessen, flitste het door mijn hoofd: ‘de Kozakkenfles’. Zorgvuldig stond deze geklasseerd tussen onze waterflessen, tegen het breken. Op de versleten Oekraïense wegen hadden we de 1,5 liter wodkafles helemaal vergeten. Gegraveerd met een kleurrijke Kozak, een afscheidsgeschenk gevuld met eigen brouwsel: een siroopachtige wijn van onze vriend Slavik. De fles stond nog mooi recht, maar was wel in drie stukken gebarsten. Waarschijnlijk al de dag eerder, tijdens de zware opdoffers in de vele putten, moet al een gedeelte op Sloebers tapijtje terecht zijn gekomen. Door de rode kleur van het tapijt hadden we niets in de mot; de hond lag er al de ganse namiddag op te slapen en was zo ongewild veranderd in ... je kunt het raden!
Het met wijn doordrongen tapijtje was goed voor de vuilnisbak. Sloeber zou zich met de tijd wel terug schoon likken.