Het is lente... Geen twijfel meer mogelijk. Maar ik voel me moe. De laatste dagen wordt ik overvallen door een bovenmaatse vermoeidheid. Het is niet de slepende vermoeidheid van de CVS en het lichaam voelt zich vreemd genoeg ook fit. Het zijn de ogen, die prikken en dichtvallen. Mijn stem klinkt alsof ik de vorige nacht tot in de vroege uurtjes op stap ben geweest. De hersenen die nog meer verstrooid zijn dan anders. Ik weet waardoor het komt. Zijn droom staat op het punt uit te komen. Hij wordt verlamd, door de gedachte dat het leven hem eindelijk eens zou toelachen. Ik hol rond, regel de zaakjes, zoek oplossingen en spreek hem moed in terwijl hij al een week lang stom en wezenloos door huis schuifelt. Hoe lijkt hij toch op haar ...
Misschien daarom dat ik wat verstrooiing zocht in de natuur. Gelokt door de zon en het zingen van de vogels. Ik besluit om mijn warme jas uit te laten. Een goed beslissing, de sjaal wordt op het laatste nippertje ook terug binnen gesmeten en we vertrekken. Met ons drietjes. De oude maar tegenwoordig kwieke Vinnie en de altijd vrolijke Phoebe. Ik had mijn rubber laarzen aangetrokken. Ik wilde de velden in, waar de wandelpaadjes niet met het blote oog te zien zijn. Het is jaren geleden dat ik die tocht nog gemaakt heb. Dat was nog met Teuntje, op een mooie zomermiddag. Maar het moerasland is nu verzopen. De Nethe is overstroomd. Maar toch wil ik het proberen. Moedig vertrekken we. Phoebe weet niet wat haar te wachten staat, Vinnie kent de weg nog van vroeger. Ik vertrek via een modderig weiland, zelfs vlak bij huis wil ik vandaag de wegen vermijden. In dit weiland staan koeien. Niet zomaar koeien, maar een wilde soort. Zwarte, woestuitziende koeien, die daar enkele jaren geleden geplaatst zijn door de "Groen". Maar men heeft het weiland een toegang verschaft via gammele zelfgemaakte poortjes. Ik heb het niet zo op die beesten staan. Vooral die stier vertrouw ik niet. Maar ook zij liggen vandaag loom te genieten in de eerste lentezon die al flink wat warmte afstraalt. Mijn laarzen plakken in de modder. Phoebe vind het in het begin wat vies, al dat slijk. Maar dapper volgt ze haar onverschrokken broer.
We trekken verder langs de gezwollen rivier. Tot we op een punt komen dat er geen pad meer is. Zelfs geen verborgen. Alleen maar water. Maar ik ben een stijfkop en koppig trekken we verder. Ik ga op zoek naar redelijk begaanbare plekjes tussen de bomen. Phoebe volgt mij, maar Vinnie waadt door het water. Tot aan zijn buik zit hij onder. Achter me hoor ik onhandig geplons. Phoebe komt happend naar adem terug boven water. Ik lach haar schaterend uit. Vinies ogen kijken me verwijtend aan. Ik geef hem gelijk. Ik doe hem wat aan op zijn oude dag, maar ondertussen hebben we het drogere gedeelte bereikt. Hier moet ergens een smal betonnen bruggetje liggen! Maar ik vind het niet. Zou ik me van plaats vergist hebben? Het is dan ook al enkele jaren geleden. Vinnie blijft geduldig op me wachten aan de rand van de rivier terwijl ik de omgeving afspeur. Uiteindelijk houdt hij het niet meer en hij loopt over het water naar de overkant. Die lieverd wist de hele tijd waar de verloren brug lag, overspoeld door het water. Wij, de vrouwen volgen hem. Vastberaden ploetert hij verder door de modder en het verzopen land. Hij heeft er plezier in, dat zie je zo. Hij voelt zich jonger dan ooit.
Uiteindelijk stoten we op de zee. Een kleintje dan toch. Maar we moeten erdoor of terugkeren en daar is geen sprake van!
Vinnie duikt al in het water en spartelt verder. Ik probeer voorzichtig zo droog mogelijk aan de overkant te geraken. Maar ik struikel in mijn eeuwige onhandigheid over een tak. Hoe had ik ook kunnen denken dat ik droog uit dit nat avontuur zou kunnen geraken! Ik ben goed in vallen en struikelen. Als ik daar mijn geld mee kon verdienen, was ik ondertussen steenrijk.
Kletsnat kruip ik terug recht. Ik proest het uit, dit moet mij overkomen! Hret water sopt in mijn laarzen. Maar we moeten verder! Teruggaan is geen optie! We zijn bijna door het natte land, weet ik. Verder is nog een bruggetje en dan hebben we het bos en de terugweg bereikt. Maar eerst moeten we een smal stukje van rivier oversteken. Daar kan met gemakkelijk overspringen, normaal gezien toch. Maar nu was dit deel veranderd in een brede rivier. Vinnie staat al aan de overkant op het bruggetje te wachten. Phoebe steekt aarzelend een pootje in het water en ze kijkt me aarzelend aan. Ik zucht en zeg: "Ach meid, natter kan ik niet meer worden." En als echte avonturiers waden we door het kolkende water (in mijn verbeelding toch). Vinnie is al een eindje op weg. Fier en stoer. Hij heeft zijn twee vrouwen uit deze wildernis geleid.