Inhoud blog
  • Kerstverhaal: Jeske (deel 2)
  • Kerstverhaal: Jeske (deel 1)
    Zoeken in blog

    Kerstverhaal van Frans Depeuter: Jeske

    29-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kerstverhaal: Jeske (deel 2)


    Kerstverhaal: Jeske (deel 2: lees eerst deel 1)

    “Yes!
    ¼ yes!!¼ yes!!!¼” Dat was het enige wat door Sepkes hoofd ging, terwijl hij langs de Mostenbeek naar het dorp toe reed. De wind duwde in zijn rug, zodat hij amper moest trappen om vooruit te komen.

    Er schoot een gloed door Sepkes lijf, een soort van roes zoals hij nog nooit tevoren gekend had. Misschien lag het ook wel aan de fles Bols die hij van Maaike onder de tapkast had moeten halen, maar er was toch nog wat anders. Dat glibberig brokje leven dat hij in zijn armen had gehouden, die piepkleine handjes, die rozige lipjes op de witte borst van Maaike!¼

    “Yes!” zei hij opnieuw terwijl hij er nog een zetje bijdeed.

    Jes, zo had Maaike gezegd dat het kindje ook moest heten. Jeske, omdat dat het eerste was wat de kleine gehoord had. En ze had ook gevraagd aan Sepke of hij peter wou zijn en er was niks op de wereld waar hij met zoveel plezier ja op had gezegd.

    Sepke hield er een flinke vaart in, want hij wou zo vlug mogelijk in ‘t dorp zijn om het nieuws te vertellen. De wielen schoven af en toe wat onderuit, maar daar lette hij niet op. Hij dacht alleen maar aan Jeske en Maaike, die hij in ‘t Schuin Deurke had achtergelaten. “Ga maar,” had ze gezegd, “ik red het wel,” maar hij had zich toch voorgenomen om Lies van den Dikke, de baker, te verwittigen dat die toch maar eens moest gaan kijken of alles in orde was.

     “Yes!” riep hij nog eens terwijl hij recht op de trappers ging staan en de rubberbanden hoorde slippen op het ijs.

    Maar dan gebeurde het¼ Ineens glipten de wielen opzij en voordat Sepke het wist, lag hij op de grond en gleed dwars over de baan. Hij kwam tegen een stapel houtblokken terecht, die boven op zijn fiets donderden. En daar lag hij, met het linkerbeen geklemd onder het zware gewicht. Wat hij ook duwde en trok, er was geen beweging in te krijgen¼

    Sepke lag op zijn rug in de sneeuw en voelde de kilte door zijn kleren dringen. Hij moést en zoú hier onderuit komen! Hij probeerde met zijn rechtervoet de blokken weg te stoten, maar ook dat was onbegonnen werk. Dan duwde hij zich wat overeind op zijn ellebogen, maar dat hielp al evenmin. Zijn been zat tot aan de knie klemvast onder het frame van de fiets, die door de druk van het hout wel duizend kilo leek te wegen.

    Het enige wat het Facteurke kon doen, was stil blijven liggen, want elke keer als hij moeite deed om los te komen, voelde hij een hevige pijn in zijn zij onder aan de ribben¼

     

    *************

     

    Hoelang hij daar gelegen had, daar had hij geen benul van. Hij was zijn bril kwijtgeraakt en zonder bril zag hij geen wijzer op zijn horloge staan. Het begon al te donkeren en het sneeuwde nog altijd en het was nog kouder geworden. Zijn kleren waren ijzig doorweekt en af en toe liep er een rilling over zijn rug alsof er een paling onder zijn hemd gleed.

    Verdjuus toch! Was hij nu de andere kant op gegleden, naar de Mostenbeek toe, dan was hij er met een nat pak van afgekomen. Misschien lag hij hier nog de hele nacht!¼ Sepke probeerde nog eens om zijn been vrij te krijgen, maar ‘t was boter aan de galg. En roepen had ook geen zin natuurlijk, want wie zou hem hier horen? De weg lag helemaal verlaten van ‘t ene eind tot het andere.

    Of nee¼ toch niet¼ Ginds aan de rand van het bos zag hij vaag iets bewegen. Een flauw schijnsel, dat achter de sneeuw verdween en weer opflakkerde. En dat naderbij leek te komen¼ Als hij zijn bril nu maar had, dan kon hij beter zien wie of wat het was¼ Ja, het licht kwam dichterbij en af en toe schommelde het even, zoals iemand die een lantaarn draagt¼

    Sepke kneep zijn ogen tot spleten¼ Het was wel degelijk een persoon met een lantaarn in de hand. Hij had een lange jas aan en een kap op het hoofd. “Hoi!” riep Sepke, “hoi, meneer!” De man had ook een lange stok bij zich, als een soort wandelstaf, en hij droeg een witte baard, of was het misschien de sneeuw die op zijn jas kleefde?¼

    “Hoi!” riep Sepke nog eens, “wilt ge mij eens helpen, meneer!?”

    De man bleef staan en deed de kap van zijn hoofd¼

    “Hoi!” riep Sepke nog luider.

    Nu had de man ‘t Facteurke bemerkt. Hij liep op hem toe en zonder wat te zeggen stak hij als een hefboom zijn staf onder de fiets, die hij probeerde op te wrikken. En toen dat niet lukte, begon hij met de blote handen een voor een de besneeuwde houtblokken weg te kantelen. Eindelijk kon Sepke het rijwiel omhoogduwen. Hij kroop overeind en plooide een paar keren zijn stramme linkerbeen. Gelukkig was er niets gebroken en ook de fiets bleek niet beschadigd. Sepke klopte wat sneeuw van zijn kleren terwijl hij zich omkeerde om de vreemdeling te bedanken¼

    Maar¼ er was niemand te bespeuren, hoe kon dat nu?¼ Het Facteurke keek naar links en rechts over de weg, die er even verlaten bijlag als daarstraks¼ Waar was die man gebleven? Sepke begreep er niets van, hij speurde opnieuw de weg af maar er was geen levende ziel te bekennen. Hij kon toch niet gedroomd hebben, nee. Daar lagen de houtblokken, daar was de indruk van zijn lichaam, daar vond hij zijn bril, en daar, half onder de sneeuw¼ bemerkte hij de wandelstaf van de vreemde man!¼

     

    *************

     

    Toen Sepke op het dorpsplein aankwam, wou hij recht naar De Keizer rijden. Hij moest telefoneren om de baker te verwittigen voor Maaike. En aan de kachel zou hij zich wat kunnen verwarmen en zijn kleren laten drogen. En tegelijk kon hij aan het hele café vertellen wat hem overkomen was.

    Maar och, ze zouden hem waarschijnlijk niet geloven, ze zouden weer zeggen dat hij er te veel ophad en van zattigheid zijn fiets niet had kunnen rechthouden. Zoals die keer dat hij in een maïsveld was terechtgekomen, en toen hij Fientje Beulens had omvergereden. En dat van die man met zijn lantaarn, och, er waren er ook die bééstjes zagen als ze in de olie waren, zouden ze lachen.

    Het had zo goed als opgehouden met sneeuwen. Door het licht van de straatlantaarns dwarrelden nog wat schrale vlokken. De huizen om het pleintje en de kerk lagen erbij als op een kerstkaart. En ook het stalletje lag onder de sneeuw ingedekt.

    Zijn stalletje, met zijn Heilige Familie!¼ Ineens schoot er een gekke idee door zijn hoofd: als hij nu dáár eens alles ging vertellen. Tegen Maria en Jozef, die zouden wel zwijgen en luisteren. En hem geloven, zij zouden hem niet uitlachen!¼ Met de fiets aan de hand liep Sepke naar de kerststal toe, zette het rijtuig tegen de bank, veegde de sneeuw van de zitting en¼

    Maar gatverdjuus!¼ wat was dat nu weer?¼ De heilige Jozef!?¼ Waar was de heilige Jozef gebleven!?¼ Daarstraks stond hij daar nog, schuin achter de kribbe, leunend op zijn wandelstok. Met de kap over het hoofd en zijn oude sandalen aan¼

    Sepke liep naar het hek dat rond de stal was opgetrokken en dan bemerkte hij iets vreemds. Van de plaats waar het beeld gestaan had, liepen voetsporen naar het hek. Twee voeten slechts, en geen enkel spoor liep náár het stalletje toe. Net of Jozef was op zijn eentje weggewandeld¼

    Ietwat in de war ging Sepke op de bank zitten. Hij begreep er niets meer van. Al die ongewone dingen die vandaag gebeurd waren. Eerst met Maaike en Jeske, dan die tuimelpartij en die man met zijn baard die hem te hulp was gekomen, en nu weer dat beeld dat verdwenen was¼

    Zou hij het dan toch maar dromen, vroeg Sepke zich af, terwijl hij in het rond keek¼ Maar nee, het wás er allemaal: café De Keizer met zijn verlichte ramen, het winkeltje van Mitteke Snoep, het dorpshuis, de Grote Steenweg, de twee oude beuken naast de pastorie, de sneeuw die opnieuw met grote vlokken uit de avond dwarrelde¼

    Sepke keek naar omhoog en voelde zich duizelig worden. Het kwam hem voor alsof hij door een witte trechter in de hemel werd gezogen. Ook waren er weer die rillingen die over zijn rug liepen en er kriebelde iets in zijn keel. Hij trok de kraag van zijn dienstjas wat hoger en bleef zitten, nog een uur misschien, misschien nog langer¼

     

    *************

     

    Ja, dat is het verhaal van ‘t Facteurke, een verhaal dat echt gebeurd is. Die van Gooreind hebben het nochtans nooit geloofd, want ‘s anderendaags stond het beeld van Jozef in de stal zoals de andere dagen, alleen Sepke moet gezien hebben dat hij weggeweest was. En van die vreemdeling met zijn stok, daar lachten de mensen nog harder mee.

    En misschien gelooft gij het ook niet. En dan zou ik kunnen zeggen: Ga het maar vragen aan Sepke zelf, maar dat zal niet meer gaan. Vier dagen nadien, toen de kerstdagen voorbij waren, hebben ze ‘t Facteurke gevonden. Het was al zo vreemd geweest dat hij de brieven en kaartjes niet meer kwam brengen, en toen is Sooi Lammes, zijn naaste buur, bij hem gaan aankloppen. Sepke zat dood in zijn fauteuil, het lichaam al helemaal verstijfd.

    Ik zou ook kunnen zeggen: Ga het dan vragen aan Maaike, maar ook dat is te laat. Maaike was 68 toen ze stierf, en haar twee dochters, - ge weet wel, die van de Notre-Dame-des-Anges, - praten liever niet meer over hun moeder. Maar er is er één die nog wél graag praat over haar en die zweert: er is geen woord gelogen van al ge zonet gehoord hebt, op die kerstnacht zijn heel rare dingen gebeurd, zo waar als ik Jeske Vanderpol heet.

     

    Frans Depeuter

    29-12-2006 om 19:16 geschreven door Frans Depeuter

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (10 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 25/12-31/12 2006
  • 18/12-24/12 2006

    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!