langzaam, als een zachte steen, rol ik aan de flarden van je naam. sprakeloos wil je me overnachten. ik stapel bed en ogen vol met wachten op je grillig haar, je stem, het branden aan de bakens om me heen. ik denk: er is geen onschuld langer dan de kamer, mijn mond, je hart dat beeft, het ruilen van gedachten. dan rol ik langzaam als een zachte steen.
Marleen de Crée uit: Passage, uitgeverij Hadewijch nv, Schoten, 1987
Ik vraag U niet : behoed mijn leven tegen elk gevaar . Ik vraag U wel : geef mij Uw rust wanneer het plots verschijnt . Bij verdriet - aanvaarding . Bij zwakte - geduld . Bij tegenstand - berusting .
Ik vraag U niet : draagt U mijn leven vol gevaren . Ik vraag U wel : geef mij de weelde van Uw kracht . Bij verdriet - sterkte . Bij zwakte - kracht . Bij tegenstand - weerbaarheid .
In voorspoed , laat mij U nederig erkennen en gedenken als bron van mijn vreugde .
In tegenspoed , laat mij geloven dat U , ook dan , mijn enige toevlucht blijft .
Ik heb de hele winter niet geweten dat er diep in 't dode woud ergens wat goud bedolven lag. Met lege hand en hart trad ik in 't bos en vond de eerste krokus in de zon. Hij stond zo schitterend op het donkergroene mos; zo licht tussen het koude, naakte hout. En iets wat ik de ganse winter was vergeten, ging weer aan 't smeulen met een tere gloed. Zo stond ik lang gelukkig en vereend met die kleine krokus in de zon en wist opeens hoe diep de kleine dingen leven.
Het was een goed, een slecht jaar. Dan nog één alsof het niet telt.
We vieren ons de afgrond in, hemel tegemoet, voornemens slanker te zijn dan nu, rijker dan de rijkste geest. Voordat de teller ons nogmaals verspringt.
Het jaar is een ansicht. De diepe zee van winter, branding van herfst en lente, in het midden het tropische eiland zomer. Op de witte stranden zullen we liggen, onder palmen, mooi op kleur, goed op gewicht, afgepast. Dit keer wel.
Dit keer wordt alles anders, beter. Niet langer zijn we gestapeld, in betonnen letterbakken tentoongesteld aan niemand die ertoe doet,
nu liggen we uitgestald, naast elkaar, alsof er plek genoeg is. Bekijk ons! Zie ons! Zoete cocktails, zilte lippen: we leven.
Dat haar besmeurde blauwe laarsjes het bed vol vuil stampen, dat ze zich dan met een elegante boog opdrukt in een handstand tegen de muur, deert mij niet. Dat ze daarbij enigszins rood aanloopt, puft, hijgt, maakt haar opwindender dan ooit tevoren.
Wennen is het wanneer ze ondertussen kreunend uitroept, dat ze haar lenigheid, de kopstand, oefent voor later, wanneer na haar dood de as in een houten zandloper moet, testamentair vastgelegd. Zodat ze dan eeuwig op mijn salontafel beweegt.
0
1
2
3
4
5
- Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen) Categorie:gedichten uit de hele wereld
26-09-2013
mocht je me vergeten .
Mocht je me vergeten wil ik dat je één ding weet;
Als ik kijk naar de kristalmaan , de rode tak van trage herfst bij mijn raam , als ik bij het vuur gezeten , de ongrijpbare as neem of rimpelig lijf van brandhout , weet je , dat alles mij tot jou voert , alsof alles wat bestaat , geuren ,licht , metalen , scheepjes zijn die varen naar jouw eilanden die me verwachten .
Welnu dan , als beetje bij beetje jouw liefde voor mij minder wordt , zal beetje bij beetje mijn liefde voor jou minder worden .
Als je me plotseling vergeet , zoek me niet , want ik zal je reeds vergeten zijn . Als.
Als je de wind van vlaggen die door mijn leven waait waanzinnig lang vindt , en je besluit me aan de oever te laten van het hart waarin ik wortel bedenk dat op die dag , op dat uur , ik mijn armen OP zal heffen , dat mijn wortels naar buiten komen om andere gronden te zoeken .
Maar als je dag na dag , uur na uur , voelt -onverzoenlijk lief- dat je voor mij bestemd bent , als , dag na dag ,een bloem aan je lippen ontstijgt om mij te zoeken , ach dan , allerliefste , komt dat vuur weer in mij op , in mij blust niets of wordt vergeten , mijn liefde voedt zich aan jouw liefde :
zolang je leeft zal mijn liefde in jouw armen zijn zonder mijn armen te verlaten .
Natuurlijk moest die jongen in het duin merken dat ik intens naar hem keek. Natuurlijk kwam hij toen vlak langs me met veel overbodige bewegingen hoewel hij me zogezegd niet zag. Natuurlijk begon hij een lenteballet met een vriendje en een bal, natuurlijk streek hij veel te meisjesachtig telkens door zijn erg lange haar en keek daarbij eens om, flitsend gebid in duister gezicht. Natuurlijk lag hij later loom kauwend op een helmspriet in dat aandoenlijk verschoten badbroekje helemaal alleen in een warme duinpan. Natuurlijk ging ik zacht en ongemerkt weg en natuurlijk heb ik daar de hele dag spijt van.
In mij is een jonger vrouw dan ik met lichter ogen en smaller handen. Zij staat op kleine gespitste voeten door mijn ogen naar buiten te zien, zij kijkt naar de dagen, naar licht en naar kleuren, ziet alles verwonderd, ziet alles heel schoon. Beiden verlangen we, dat zij kon spreken, dat zij kon bewegen en leven en breken de donkere, die om haar woont.