Weet je nog hoe we ,vroeg voor de tijd van het jaar
en laat voor de tijd van de dag,een leeuwerik hoorden zingen
zo ragfijn als Melle schilderde,met een penseel met slechts één haartje.
Als ik ooit nog eens een leeuwerik hoor zal ik altij .d aan je denken.
Laten we zeggen,omdat ik ze toch niet zo goed uit elkaar ken dan jij: bij alle vogels.
En weet je nog hoe we ons die zondagavond afvroegen
Of er wel leven zou zijn op Venus?Je zei toen:Ik wou van wel,ik zou het heelal er een beetje gezelliger op vinden.Zo is het ook,nu jij gaat sterven,met de dood
Elke keer als ik Venus zie zal ik aan je denken
Laten we zeggen,omdat ik ze toch niet zo goed uit elkaar ken als jij: bij elke ster.Elke zondagavond.
Een lege plek om te blijven Ga nu maar liggen liefste in de tuin, de lege plekken in het hoge gras, ik heb altijd gewild dat ik dat was, een lege plek voor iemand, om te blijven.
Sneeuwen is het tederste wat de hemel kent. Het regent een soort manna van bijna niets en vult de hand van wie ook niets verlangt. Sneeuwen is zacht zijn met grote hevigheid, in korte vlagen wat, als in de liefde, iemand met open ogen blind kan maken.
Sneeuwen is beminnen: haast ongemerkt beginnen, overgaan in het tederste geweld, zachtjes slaan en zich te laat bezinnen als alles al is toegedekt en je verder nog slechts op vermoeden aangewezen bent.
Sneeuwen is herbeginnen, sneeuw in onze slaap gevallen, hopen stilte toegevoegd aan een stille nacht. Liefde is altijd sneeuw als je die niet meer verwacht
Goed dat u niet bezeten bent van mij . Goed dat ik ook van u niet ben bezeten . Dat wij op aarde blijven en dat wij Niet wegzweven naar andere planeten . Goed dat ik gek mag doen - losbandig , vrij , Dat ik mijn woorden niet hoef af te meten , En dat een aanraking van uw kledij Geen wild , benauwend vuur in mij ontketent .
Goed dat u in mijn bijzijn ook gerust Liefkozingen van anderen kunt krijgen . En dat u , als een ander mij eens kust , Mij niet met hel en vagevuur zult dreigen . Goed dat u steeds , bewust of onbewust , Mijn lieve naam , o lieve , zult verzwijgen..... Dat nooit in 't godshuis , in gewijde rust Een halleluja voor ons op zal stijgen .
Ik dank u voor dat alles ; ik ben blij Dat u , zonder er zelf iets van te weten , Zo van mij houdt :dank voor de zon die wij Niet samen zien , de niet met u gesleten Verstilde nacht ; dat wij elkander bij Zonsondergang en maneschijn vergeten . Dat u niet - ach ! - bezeten bent van mij , Dat ik ook -ach ! - van u niet ben bezeten .
Tsvetajeva Marina Ivanova 1892-1941 Rusland vertaling Anne Stoffel
Soms, fietsend langs donkere grachten, duikt je blik ongevraagd een woonkamer binnen, stuit op een glimlach, een hand op een schouder, maar je bent al
voorbij. Niet meer dan een tiende seconde lijkt nodig om haarscherp te tonen waar het om gaat. Moet je in je huis misschien gewoonweg trachten te kijken alsof je er toevallig voorbij rijdt.
Als ik geen rood meer heb maak ik de bomen groen, de struiken, het hele landschap wat ik schilder. Dus ook het onkruid en het gras,
waarin je languit ligt te wachten roerloos maar toch diep ontroerd, wanneer je later het doek mag zien waar ik je rooie jurk vervangen heb door zachte naaktheid, waarvoor ik net als voor je glimlach vooralsnog niet de kleur vond die je past.
Als ik geen rood meer heb, heb ik nog altijd je lippen.
Ik stuur je mee met de noorderzon en wacht tot alles terug normaal is Wanneer de bomen bladeren dragen hun gewicht verdragen elke keer opnieuw zoals Atlas ons verplaatst
Ik hoop dat je gelukkig wordt dat de demonen je sparen of gewoon vergeten
Misschien vergeet ik jou na eenzame dagen zonder licht de sterren kan ik niet meer vangen
Wie weet wat er gaat gebeuren? zal ik hier nog zijn of kom jij terug naar dit nest gemaakt van stukjes droom en plukjes wens om deze dode kuikens te verzorgen Net als een rouwende vader die de zwarte armband weigert te dragen
'k Heb menig menig uur bij u gesleten en genoten en nooit en heeft een uur met u me een enkle stond verdroten. 'k Heb menig blom voor u gelezen en geschonken, en, lijk een bie,met u, met u er honing uit gedronken; maar nooit een uur zo lief met u, zo lang zij duren koste, maar nooit heeft een uur zo droef om u, wanneer ik scheiden moste, als 't uur wanneer ik dicht bij u, die navond, neergezeten, u spreken hoorde en sprak tot u wat onze zielen weten. Noch nooit een blom zo schoon, van u gezocht, geplukt, gelezen, als die die navond blonk op u, en mocht de mijne wezen! Ofschoon, zo wel voor mij als u, - wie zal dit kwaad genezen? - een uur bij mij,een uur bij u, niet lang een uur mag wezen; ofschoon voor mij, ofschoon voor u, zo lief en uitgelezen, die roos, al was 't een roos van u, niet lang een roos mocht wezen, toch lang bewaart, dit zeg ik u, 't en ware ik 't al verloze, mijn hert drie dierbre beelden : u, die navond - en- die roze!
Een man wilde over liefde spreken. 'Nee.....!Niet over liefde.....!'riep iedereen en iedereen ging weg of sloeg hem neer, en de dood keek door het raam: 'Over liefde.....?Belachelijk....!'
De man trok vleugels aan, gelijk die van een lijster, maar groter en radelozer, en weg vloog hij en zong over de liefde en de liefde zong over hem,ruiste over hem-
nooit zo vertrietig ging slapen een man op de achteloze aarde.
Toen jij me vroeg waarom ik van je hou Heb ik het antwoord veertig jaar verzwegen. Veertig jaar ben ik bij jou gebleven Om geen antwoord op je vraag te geven.
Het staat in kringen om ons heen geweven.
Neergeschreven.Vrienden en vreemden weten Wat ik veertig jaar niet heb begrepen, Wat ik veertig jaar probeer te lezen In een oogopslag en zijn vragende blauw.