De Vlaamse regering ontving nog maar één aanvraag van een gemeente om een straat te noemen naar koning Filip en die kwam van Riemst. De aanvraag werd doorgestuurd naar de ­federale regering om hiervoor de toestemming van de koning te krijgen. Dat blijkt uit het antwoord van Vlaams minister Geert Bourgeois op een schriftelijke vraag van Marc Hendrickx (N-VA).

De naam van een levende persoon mag volgens een decreet niet als straatnaam gebruikt worden. Uitzondering hierop zijn de nog levende leden van de koninklijke familie. Maar om een straat of plein naar een nog ­levende koning, koningin, prins of prinses te noemen, is de toestemming nodig van de Vlaamse regering en van het koningshuis.

‘Over dat voorstel werd gestemd tijdens de gemeenteraad van 8 juli’, zegt de Riemstse burgemeester Mark Vos. ‘Van de oppositie stemden N-VA en SP.A-Groen tegen, Open VLD was voor. Ik formuleerde het voorstel omdat het een actueel gegeven was in de weken voor de kroning van Filip. We vonden het ook een blijk van appreciatie van de bevolking naar de nieuwe vorst.’

Oorspronkelijk zou de nieuwe straat Nennisweide genoemd worden. Die naam werd op basis van geschiedkundige gegevens voorgesteld door het Geschied- en Oudheidkundig Genootschap Riemst (GOGRI). Links en rechts werd gesuggereerd dat CD&V, dat in Riemst de absolute meerderheid heeft, met de naam Koning Filipstraat de antiroyalistische N-VA wilde treffen. ‘Dit heeft niets te maken met politieke spelletjes’, zegt Vos.

‘Ik denk dat publicitaire overwegingen meespeelden’, zegt ­Gerard Stratermans van N-VA. ‘Het was wellicht mooi meegenomen om als eerste met die naam uit te pakken. Dat was voor ons echter niet de reden om tegen te stemmen. Wij willen vooral dat de lijn van GOGRI wordt doorgetrokken. Al enkele jaren proberen we in Riemst historische namen opnieuw in te voeren. Nu wordt daar afbreuk aan gedaan. Trouwens, zou koning Filip het zo leuk vinden dat een doodlopend straatje naar hem wordt genoemd? Ik zou de woordspelingen eens willen zien mocht het zover komen. Ik geef toe dat we ook uit ideologische redenen tegen het voorstel stemden.’