Verhoging pensioenleeftijd parlementsleden stap dichterbij
GANS DIE SMERLAPEN DE POT OP
De voorzitters van de parlementen in België zijn het dinsdag eens geraakt over een nieuw pensioenregime voor parlementsleden.
Nadat de federale regering had besloten om de wettelijke pensioenleeftijd tegen 2030 op te trekken tot 67 jaar, staken steeds meer stemmen de kop op om ook het pensioenregime voor parlementsleden te herzien. Het onderwerp stond dinsdag op de agenda van een bijeenkomst van de conferentie van parlementsvoorzitters. Er was ‘een grote convergentie’, vatte Waals parlementsvoorzitter André Antoine samen.
Vanaf 2019 zal de pensioenleeftijd vastgelegd worden op 67 jaar en kunnen parlementsleden rekenen op een volledig pensioen na een mandaat van 45 jaar. Ook tijdens de vorige legislatuur vond al een hervorming plaats, die in 2014 in werking trad. Die legt de pensioenleeftijd voor volksvertegenwoordigers vast op 62 jaar, met een volledig pensioen na een carrière van 36 jaar. Voordien konden parlementsleden al op 55 jaar met pensioen, met een volledig pensioen vanaf 20 jaar carrière.
Oude regeling
De Waalse en Brusselse parlementen drongen erop aan om parlementsleden een outplacementregeling en recht op een werkloosheidsuitkering te geven indien ze na 2019 niet meer in het parlement zouden terugkeren.
Volgens de huidige regeling kunnen Kamerleden rekenen op een volledig pensioen na een mandaat van 36 jaar, met een minimumleeftijd van 62. Al wie voor de verkiezingen van 2014 al twintig parlementaire jaren op de teller had, geniet echter nog van de oude regeling. Concreet hebben zij op dit moment dus nog steeds uitzicht op een volledig pensioen na twintig jaar in het parlement, met 55 als minimumleeftijd (vervroegbaar tot 52)
|