Benedictus Boone 1796-1862 koster te Velzeke-Ruddershove zoon Fredericus Boone 1824-1913 koster te Kwaremont zoon Leopoldus Boone 1831-1869 koster te Zeveneken kleinzoon Karel Auguste Boone 1853-1927 koster te Zeveneken
Ik ben een afstammeling van de vijfde generatie van Benedictus Boone.
Maw Benedictus is de grootvader van mijn overgrootvader (Remigius Remi Boone).
Benedictus zelf was koster en zijn oudste (Fredericus) en jongste zoon (Leopoldus) werden dat respectievelijk in Kwaremont en Zeveneken.
Leopoldus werd in Zeveneken opgevolgd door zijn oudste zoon Karel August die gedurende een periode een schepenambt in zelfde gemeente waarnam.
De twee volgende zonen van Leopoldus, Camillus Maria en Maria Theodorus Leonardus, werden beide priester, de daaropvolgende dochter huwde een apotheker en de jongste, Remigius, werd apotheker te Gent.
Remi werd, als apotheker, opgevolgd door zijn zoon Robert Boone (mijn grootvader).
Aloysius Teurrekens 1842-1910 koster eerste te Voorde, nadien te Gentbrugge Gehuwd met Frederika Torrekens.
Ik ben een afstammeling van de 4de generatie van een nicht van Frederika Torrekens.
Dominicus Torrekens 1776-1855 &1800 Albertina Focket 1768-1854 1. Josephus Torrekens 1808-1856 Frederika Torrekens 1854-1927 & Aloysius Teurrekens 2. Sophia Torrekens 1802-1888 Melania Van den Noortgaete 1831-1901 & Leopoldus Boone Remigius Boone 1863-1912 Robert Boone 1890-1956 Monica Boone 1935- Hubert Guldentops 1962-
Mensen in de kerk: De Koster
Elke parochie kent tientallen, soms honderden, vrijwilligers die een belangrijke rol spelen in het dagelijkse functioneren van de kerk. Sommigen treden regelmatig op de voorgrond. Anderen zijn vooral stille werkers achter de schermen. Één ding hebben ze gemeen: de kerk kan niet zonder hun inzet. Neem nou: de koster.
Koster komt van het Latijnse woord custos, wat deurwachter of bewaker betekent. De koster bewaakt de kerk en de inventaris. Koster is een heel oude functie. Al in het jaar 251 schrijft paus Cornelius dat elke kerk een sleuteldrager nodig heeft. Eeuwenlang behoorde het kosterschap tot de zogenaamde lagere wijdingen, net zoals de acoliet en de lector. Deze functies werden gezien als een eerste stap naar het priesterschap. Later bepaalde het concilie van Trente (1545-1563) dat ook leken de functie van koster kunnen uitoefenen en het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) bepaalde dat ook vrouwen koster kunnen worden. Voordien waren vrouwelijke kosters alleen in kloosters te vinden.
Lange tijd hing er rond het kosterschap een zweem van geestelijkheid. In veel parochies was bepaald dat de koster ongehuwd moest zijn. Ook werd van hem onberispelijk gedrag gevraagd: cafébezoek, carnaval vieren, al te uitbundige kleding dragen was verboden. De koster moest voortdurend beschikbaar zijn en zelfs als hij een keer de parochie wilde verlaten, moest hij vooraf toestemming aan de pastoor vragen.
In het nieuwe kerkelijk wetboek wordt de koster niet meer apart genoemd. En de meeste parochies hebben ook geen betaalde koster meer in dienst, maar een vrijwilliger. Dat neemt echter niet weg dat een koster onmisbaar is en dat zijn taken eerder uitgebreid zijn dan ingeperkt. Want in veel parochies doet de koster nu wat een van de geestelijken vroeger deed: de zorg voor de misdienaars, het noteren van misintenties of het maken van doopafspraken. Daarnaast blijft hij of zij natuurlijk zorgen dat het kerkgebouw er piekfijn uitziet voor de vieringen
|