Vr.14. Kan ook ergens een bloot schepsel gevonden worden, dat voor ons betale? Antw. Neen; want ten eerste wil God aan geen ander schepsel de schuld straffen, die de mens gemaakt heeft a; ten andere zo kan ook geen bloot schepsel den last van den eeuwigen toorn Gods tegen de zonde dragen en andere schepselen daarvan verlossen b. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Vraag 14
Kan ook ergens een enkel schepsel, mens of dier, gevonden worden, dat voor ons betaald?
Antwoord
· Nee;
· want ten eerste wil God geen ander schepsel voor de schuld straffen die de mens gemaakt heeft a;
· ten tweede kan ook geen enkel schepsel, dat alleen maar schepsel is, de last van de eeuwige woede, boosheid van God tegen de zonde dragen
· en andere schepsels daarvan verlossen b.
a Ezechiël 18:4
Want alle zielen behoren Mij toe (zowel van vaders als van zonen) en dit is mijn stelregel: Een mens zal uitsluitend om zijn eigen zonden sterven.
Genesis 3:17
Tegen Adam zei Hij: "Omdat je naar je vrouw hebt geluisterd en ondanks mijn waarschuwing toch van de boom hebt gegeten, zal Ik de aardbodem vervloeken. Voortaan zul je hard moeten werken om in leven te blijven.
|
a Ezechiël 18:4
Ziet, alle zielen zijn van Mij; gelijk de ziel van de vader, alzo ook de ziel van de zoon, zijn van Mij; de ziel, die zondigt, die zal sterven.
Genesis 3:17
En tot Adam zeide Hij: Omdat gij geluisterd hebt naar de stem van uw vrouw, en van die boom gegeten, waarvan Ik u gebood, zeggende: Gij zult daarvan niet eten; zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt; en met smart zult gij daarvan eten al de dagen van uw leven.
|
b Nahum 1:6
Wie kan standhouden tegen deze wrekende God? Wie is opgewassen tegen Zijn geweldige toorn? Die is als vuur; rotsen springen erdoor aan stukken.
Psalm 130:3
HERE, als U al onze zonden blijft onthouden, kunnen wij immers niet blijven leven?
|
b Nahum 1:6
Wie zal voor Zijn gramschap staan, en wie zal voor de hittigheid van Zijn toorn bestaan? Zijn grimmigheid is uitgestort als vuur, en de rotsstenen worden door Hem vermorzeld.
Psalm 130:3
Zo Gij, HEERE! de ongerechtigheden gadeslaat; Heere! wie zal bestaan?
|
|