Vr.4.Wat eist de wet Gods van ons?Dat leert ons Christus in een hoofdsom, Matth. 22:37-40: Gij zult liefhebben den Heere, uw God, met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand, en met geheel uw kracht. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede, aan dit gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven. Aan deze twee geboden hangt de ganse Wet en de Profeten a.
Vraag 4
Wat eist (Liefdevol bevel) de wet van God van ons?
Antwoord
·Dat leert Christus ons in de samenvatting, Matth. 22:37-40:
·Gij zult liefhebben de Here, uw God, met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand, en met geheel uw kracht.
·Dit is het eerste en het grote gebod.
·En het tweede, aan dit gelijk, is:
·Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.
·Aan deze twee geboden hangt de hele Wet en de Profeten (boodschappers van God) a.
a Deuteronomium 6:5
U moet met uw hele hart, uw hele ziel en met inspanning van al uw krachten van Hem houden.
Leviticus 19:18
Wees niet haatdragend of wraakzuchtig, maar heb uw naaste net zo lief als uzelf, want Ik ben de HERE.
Markus 12:30
U moet Hem liefhebben met heel uw hart, ziel en verstand.
Lukas 10:27
Hij antwoordde: "U moet van de Here, uw God houden met heel uw hart, heel uw ziel, heel uw kracht en heel uw verstand. En u moet net zoveel van uw medemens houden als van uzelf."
a Deuteronomium 6:5 Zo zult gij den HEERE, uw God, liefhebben, met uw ganse hart, en met uw ganse ziel, en met al uw vermogen.
Leviticus 19:18 Gij zult niet wreken, noch toorn behouden tegen de kinderen uws volks; maar gij zult uw naaste liefhebben als uzelven; Ik ben de HEERE!
Markus 12:30 En gij zult den Heere, uw God, liefhebben uit geheel uw hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw verstand, en uit geheel uw kracht. Dit is het eerste gebod.
Lukas 10:27
En hij, antwoordende, zeide: Gij zult den Heere, uw God, liefhebben, uit geheel uw hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw kracht, en uit geheel uw verstand; en uw naaste als uzelven.
Het staat zo in de Boeken: "Voor God is niemand rechtvaardig, werkelijk niemand.
Ook al houdt men zich aan de wet, dan nog gaat men voor God niet vrijuit. Het enige wat de wet doet, is de mens bewust maken van zijn zonde.
Alle mensen hebben gezondigd en missen daardoor Gods nabijheid.
1 Johannes 1:8,10
Als wij beweren zonder zonde te zijn, bedriegen wij onszelf en doen wij de waarheid geweld aan.
Als wij beweren nooit gezondigd te hebben, zeggen wij daarmee dat God een leugenaar is en sluiten wij ons af voor wat Hij zegt.
a Romeinen 3:10,20,23
Gelijk geschreven is: Er is niemand rechtvaardig, ook niet een;
Daarom zal uit de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd worden, voor Hem; want door de wet is de kennis der zonde.
Want zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods;
1Johannes 1:8,10
Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, zo verleiden wij ons zelven, en de waarheid is in ons niet.
Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, zo maken wij Hem tot een leugenaar, en Zijn woord is niet in ons.
b Romeinen 8:7
Onze eigen zin gaat recht in tegen de wil van God. Hij onderwerpt zich niet aan Gods wet en kan dat ook niet.
Efeziërs 2:3
Zo was het ook met ons. Wij hebben allemaal aan onze slechte begeerten toegegeven. Wij hebben allemaal gedaan wat ons egoïsme ons ingaf. Door naar onze eigen natuur te leven, hadden wij Gods oordeel over ons gehaald.
Titus 3:3
Vroeger hadden wij ook geen inzicht; wij waren ongehoorzaam; misleide slaven van onze zondige genoegens en slechte verlangens. Ons leven was vol wrok en jaloezie. Wij haatten anderen en wij haatten elkaar.
Genesis 6:5
Maar de HERE bekeek met afkeer het zondige gedrag van de mensen. Van al hun voornemens zag Hij dat de opzet boos was.
Genesis 8:21
De HERE had een welgevallen aan Noachs offer en zei bij Zichzelf: "Ik zal nooit meer zoiets doen. Nooit zal Ik de aarde meer zo zwaar vervloeken en alle levende wezens vernietigen. Ook al is de mens vanaf zijn
vroegste jeugd geneigd het slechte te doen en zondigt hij nog zoveel.
Jeremia 17:9
Het hart is het meest bedrieglijke ding dat bestaat. Het is door en door slecht. Niemand kan ooit precies weten hoe slecht het is!
Romeinen 7:23
Maar ik zie dat mijn doen en laten daarmee volledig in tegenspraak is. Wat mijn verstand wil en mijn lichaam doet, is altijd in strijd met elkaar. De zonde leeft in mijn lichaam.
b Romeinen 8:7
Daarom dat het bedenken des vleses vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich der wet Gods niet; want het kan ook niet
Efeziërs 2:3
Onder dewelke ook wij allen eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheden onzes vleses, doende den wil des vleses en der gedachten; en wij waren van nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen;
Titus 3:3
Want ook wij waren eertijds onwijs, ongehoorzaam, dwalende, menigerlei begeerlijkheden en wellusten dienende, in boosheid en nijdigheid levende, hatelijk zijnde, en elkander hatende.
Genesis 6:5
En de HEERE zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde, en al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was.
Genesis 8:21
En de HEERE rook dien liefelijken reuk, en de HEERE zeide in Zijn hart: Ik zal voortaan den aardbodem niet meer vervloeken om des mensen wil; want het gedichtsel van 's mensen hart is boos van zijn jeugd aan; en Ik zal voortaan niet meer al het levende slaan, gelijk als Ik gedaan heb.
Jeremia 17:9
Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het, wie zal het kennen?
Romeinen 7:23
Maar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is.
Heeft God de mens dan zo slecht en verkeerd geschapen?
ZONDAG 3
Vr.6. Heeft dan God den mens alzo boos en verkeerd geschapen? Antw. Neen Hij; maar God heeft den mens goed a en naar Zijn evenbeeld geschapen b, dat is in ware gerechtigheid en heiligheid, opdat hij God zijn Schepper recht kennen, Hem van harte liefhebben en met Hem in de eeuwige zaligheid leven zou, om Hem te loven en te prijzen c.
Vraag 6
Heeft God de mens dan zo slecht en verkeerd geschapen?
Antwoord
Nee;
·God heeft de mens goed a en naar Zijn beeld geschapen b,
·dat is in ware gerechtigheid (billijkheid, eerlijkheid) en heiligheid (deugdzaam, dierbaar, gemeend),
·zodat hij God zijn Schepper echt kende zoals Hij werkelijk is,
·Hem van harte liefheeft
·en met Hem in de eeuwige zaligheid (heerlijkheid, glorie, heil, verlossing) leven zou,
·om Hem te loven en te prijzen c.
a Genesis 1:31
Toen overzag God alles wat Hij gemaakt had en het was heel goed. Zo eindigde de zesde dag.
a Genesis 1:31
En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de zesde dag.
b Genesis 1:26,27
Toen zei God: "Laat Ons mensen maken die op Ons lijken en kunnen heersen over alle dieren op aarde, in de zeeën en in de lucht."
God schiep daarop de mens als Zijn evenbeeld. Als man en vrouw schiep Hij hen.
b Genesis 1:26,27
En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt.
En God schiep den mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij ze.
c Efeziërs 4:24
Sterker nog, u moet een heel nieuw mens worden, die alleen voor God leeft, zuiver en goed. Trek een nieuwe natuur aan als een stel nieuwe kleren.
Collossensen 3:10
Maar nu bent u een nieuwe mens, die nog steeds groeit en God beter leert kennen. Zo zult u meer en meer gaan lijken op God, Die u heeft gemaakt.
2 Corinthe 3:18
Wij, gelovigen, hebben geen sluier over ons gezicht. Wij zijn net spiegels, die het schitterende licht van de Here weerspiegelen. Terwijl Zijn Geest in ons werkt, gaan wij steeds meer op Hem lijken.
c Efeziërs 4:24
En den nieuwen mens aandoen, die naar God geschapen is in ware rechtvaardigheid en heiligheid.
Collossensen 3:10
En aangedaan hebt den nieuwen mens, die vernieuwd wordt tot kennis, naar het evenbeeld Desgenen, Die hem geschapen heeft;
2Corinthe 3:18
En wij allen, met ongedekten aangezichte de heerlijkheid des Heeren als in een spiegel aanschouwende, worden naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest.
Vr.7.Vanwaar komt dan zulke verdorven aard des mensen? Antw.Uit den val en de ongehoorzaamheid onzer eerste voorouders, Adam en Eva, in het paradijs a, waar onze natuur alzo is verdorven geworden, dat wij allen in zonden ontvangen en geboren worden b.
Vraag 7
Waar komt dan zo'n totaal bedorven, door en door slechte
aard,van de mensen vandaan?
Antwoord
·Uit de val en de ongehoorzaamheid van onze eerste voorouders, Adam en Eva, in het paradijs a,
·waar onze natuur zo goddeloos is geworden,
·dat wij allemaal in zonden verwekt en geboren wordenb.
a Genesis 3:1-24
De slang was listiger dan alle andere dieren, die de HERE God had gemaakt. Hij zocht de vrouw op en vroeg: "God heeft jullie zeker wel verboden van de bomen in de hof te eten, hè?"
2-3 "Nee hoor", antwoordde de vrouw, "wij mogen van alle bomen eten, behalve van die in het midden van de hof. Wij mogen hem zelfs niet aanraken, want dan zullen wij sterven."
4 "Dat is een leugen", zei de slang, "je zult niet sterven. 5 God zegt dat alleen, omdat Hij weet dat jullie aan Hem gelijk zullen zijn als je daarvan eet. Je ogen zullen open gaan en evenals God zul je het onderscheid kennen tussen goed en kwaad." 6 De vrouw liet zich ompraten. Zij keek naar de boom en zag dat de vrucht eetbaar was en er prachtig uitzag. Die vrucht kon haar verstandig maken! Ze plukte wat vruchten en at ervan. Zij gaf ook haar man van de vruchten en hij at er ook van. 7 Toen zij dat hadden gedaan, viel het hun opeens op dat ze naakt waren en zij schaamden zich. Van bladeren van een vijgeboom maakten ze schortjes en hingen die om hun middel.
8 Die avond hoorden zij de HERE God door de hof wandelen en zij verborgen zich snel tussen de bomen.
9 De HERE God riep: "Adam, waar ben je?" 10 Adam antwoordde benepen: "Ik hoorde U en toen werd ik bang, want ik wilde niet dat U mij naakt zou zien. Daarom verstopte ik me." 11 "Wie heeft je verteld dat je naakt bent?" vroeg de HERE God. "Of heb je soms gegeten van de boom waarvoor Ik jullie had gewaarschuwd?"
12 "Ja", bekende Adam, "maar de vrouw die U mij hebt gegeven, heeft de schuld. Zij heeft mij ervan gegeven en toen heb ik ervan gegeten."
13 De HERE God wendde Zich tot de vrouw en vroeg: "Hoe kon je dat nu doen?" Maar ook zij schoof de schuld van zich af. "De slang heeft mij bedrogen en verleid", zei zij. 14 Toen zei de HERE God tegen de slang: "Ik zal je hiervoor straffen. Onder alle dieren op aarde zul jij een vervloekte zijn! Je hele verdere leven zul je op je buik door het stof kruipen.
15 De vrouw en jij, en al jullie nakomelingen, zullen voortaan vijanden zijn. Eén van haar nakomelingen zal je de kop vermorzelen en jij zult zijn hiel verbrijzelen."
16 Na die woorden zei God tegen de vrouw: "Voortaan zul je met veel pijn en moeite kinderen krijgen. Je zult verlangen naar je man en hij zal jouw meester zijn!"
17 Tegen Adam zei Hij: "Omdat je naar je vrouw hebt geluisterd en ondanks mijn waarschuwing toch van de boom hebt gegeten, zal Ik de aardbodem vervloeken. Voortaan zul je hard moeten werken om in leven te blijven.
18 Er zullen dorens en distels groeien en je zult de gewassen van het veld eten.
19 Tot de dag van je dood zul je zwetend het land bewerken om te kunnen leven. Dan zal je lichaam vergaan tot het stof van de aarde. Want uit stof ben je gemaakt en tot stof zul je weer worden."
20 En de man noemde zijn vrouw Eva, moeder van alle levenden, omdat uit haar alle mensen zouden worden geboren.
21 De HERE God maakte van dierehuid kleding voor Adam en zijn vrouw. 22 "Door te eten van de boom van de kennis van goed en kwaad is de mens gelijk geworden aan één van Ons. Als hij nu van de boom van het leven eet, zal hij ook nog voor altijd leven", vond de HERE God.
23 Daarom verbande Hij de mens voor altijd uit de hof van Eden en stuurde hem weg om het land te bewerken, waaruit hij was voortgekomen.
24 God verdreef de mens en plaatste een engel met een vlammend zwaard ten oosten van de hof om de toegang tot de boom van het leven te bewaken.
Romeinen 5:12,18,19
Samengevat is het zo: Door de schuld van één mens, Adam, is de zonde in de wereld gekomen en de dood is het logische gevolg van de zonde. De dood breidde zich uit naar alle mensen, want zij zondigden allemaal.
Dus, zoals door die ene overtreding van Adam alle mensen werden veroordeeld, worden door die ene goede daad van Christus alle mensen vrijgesproken, zodat zij kunnen leven.
Zoals de ongehoorzaamheid van Adam tot gevolg had dat de mensen zondaars werden, is het gevolg van de gehoorzaamheid van Christus dat tallozen rechtvaardig worden verklaard.
a Genesis 3:1-24
De slang nu was listiger dan al het gedierte des velds, hetwelk de HEERE God gemaakt had; en zij zeide tot de vrouw: Is het ook, dat God gezegd heeft: Gijlieden zult niet eten van allen boom dezes hofs?
2 En de vrouw zeide tot de slang: Van de vrucht der bomen dezes hofs zullen wij eten;
3 Maar van de vrucht des booms, die in het midden des hofs is, heeft God gezegd: Gij zult van die niet eten, noch die aanroeren, opdat gij niet sterft.
4 Toen zeide de slang tot de vrouw: Gijlieden zult den dood niet sterven;
5 Maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad.
6 En de vrouw zag, dat die boom goed was tot spijze, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at.
7 Toen werden hun beider ogen geopend, en zij werden gewaar, dat zij naakt waren; en zij hechtten vijgeboombladeren samen, en maakten zich schorten.
8 En zij hoorden de stem van den HEERE God, wandelende in den hof, aan den wind des daags. Toen verborg zich Adam en zijn vrouw voor het aangezicht van den HEERE God, in het midden van het geboomte des hofs.
9 En de HEERE God riep Adam, en zeide tot hem: Waar zijt gij?
10 En hij zeide: Ik hoorde Uw stem in den hof, en ik vreesde; want ik ben naakt; daarom verborg ik mij.
11 En Hij zeide: Wie heeft u te kennen gegeven, dat gij naakt zijt? Hebt gij van dien boom gegeten, van welken Ik u gebood, dat gij daarvan niet eten zoudt?
12 Toen zeide Adam: De vrouw, die Gij bij mij gegeven hebt, die heeft mij van dien boom gegeven, en ik heb gegeten.
13 En de HEERE God zeide tot de vrouw: Wat is dit, dat gij gedaan hebt? En de vrouw zeide: De slang heeft mij bedrogen, en ik heb gegeten.
14 Toen zeide de HEERE God tot die slang: Dewijl gij dit gedaan hebt, zo zijt gij vervloekt boven al het vee, en boven al het gedierte des velds! Op uw buik zult gij gaan, en stof zult gij eten, al de dagen uws levens.
15 En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen.
16 Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, namelijk uwer dracht; met smart zult gij kinderen baren; en tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben.
17 En tot Adam zeide Hij: Dewijl gij geluisterd hebt naar de stem uwer vrouw, en van dien boom gegeten, waarvan Ik u gebood, zeggende: Gij zult daarvan niet eten; zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt; en met smart zult gij daarvan eten al de dagen uws levens.
18 Ook zal het u doornen en distelen voortbrengen, en gij zult het kruid des velds eten.
19 In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt; want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeren.
20 Voorts noemde Adam den naam zijner vrouw Heva, omdat zij een moeder aller levenden is.
21 En de HEERE God maakte voor Adam en zijn vrouw rokken van vellen, en toog ze hun aan.
22 Toen zeide de HEERE God: Ziet, de mens is geworden als Onzer een, kennende het goed en het kwaad! Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook van den boom des levens, en ete, en leve in eeuwigheid.
23 Zo verzond hem de HEERE God uit den hof van Eden, om den aardbodem te bouwen, waaruit hij genomen was.
verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at.
24 En Hij dreef den mens uit; en stelde cherubim tegen het oosten des hofs van Eden, en een vlammig lemmer eens zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren den weg van den boom des levens.
Romeinen 5:12,18,19
Daarom, gelijk door een mens de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood; en alzo de dood tot alle mensen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben.
Zo dan, gelijk door een misdaad de schuld gekomen is over alle mensen tot verdoemenis; alzo ook door een rechtvaardigheid komt de genade over alle mensen tot rechtvaardigmaking des levens.
Want gelijk door de ongehoorzaamheid van dien enen mens velen tot zondaars gesteld zijn geworden, alzo zullen ook door de gehoorzaamheid van Enen velen tot rechtvaardigen gesteld worden.
b Psalm 51:7
Ik weet dat ik vanaf mijn geboorte al een zondaar ben; toen ik werd verwekt, stond al vast dat ik een zondaar zou zijn.
Genesis 5:3
Adam was 130 jaar oud toen zijn zoon Seth werd geboren, die in alle opzichten op zijn vader leek. Na Seths geboorte leefde Adam nog 800 jaar en kreeg nog meer zonen en dochters. Adam werd 930 jaar oud. Toen stierf hij.
b Psalm 51:7
Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen.
Genesis 5:3
En Adam leefde honderd en dertig jaren, en gewon een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld, en noemde zijn naam Seth.
Maar zijn wij zo slecht, dat wij niets goeds kunnen doen?
Vr.8. Maar zijn wij alzo verdorven, dat wij ganselijk onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad? Antw. Ja wij a; tenzij dan dat wij door den Geest Gods wedergeboren worden b.
Vraag 8
Maar zijn wij zo door en door slecht, dat wij helemaal niet geschikt zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad?
Antwoord
·Ja a;
·tenzij dan dat wij door de Geest van God wedergeboren worden b.
Wedergeboorte: een complete vernieuwing door de Heilige Geest van je denken, willen, voelen en van je handel en wandel
a Genesis 6:5
Maar de HERE bekeek met afkeer het zondige gedrag van de mensen. Van al hun voornemens zag Hij dat de opzet boos was.
Genesis 8:21
De HERE had een welgevallen aan Noachs offer en zei bij Zichzelf: "Ik zal nooit meer zoiets doen. Nooit zal Ik de aarde meer zo zwaar vervloeken en alle levende wezens vernietigen. Ook al is de mens vanaf zijn vroegste jeugd geneigd het slechte te doen en zondigt hij nog zoveel.
Job 14:4
Hoe kunt U reinheid verwachten van iemand die uit onreinheid is geboren? Dat kan toch niet!
Job 15:14,16,35
Welk mens op aarde kan zo rein en rechtvaardig zijn als jij zegt?
Waar blijft de mens dan met zijn verdorvenheid en zondigheid? De mens, die de zonde drinkt of het water is.
Het enige dat zij ter wereld brengen, is zonde en hun innerlijk brengt alleen bedrog voort.
Johannes 3:6
Uit mensen komt menselijk leven voort, maar uit de Geest van God komt geestelijk leven voort.
Jesaja 53:6
Wij zijn het, die als schapen afdwaalden! Wij verlieten Gods paden en gingen onze eigen weg. Desondanks legde God de schuld en zonden van ons allen op Hem!
a Genesis 6:5
En de HEERE zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde, en al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was.
Genesis 8:21
En de HEERE rook dien liefelijken reuk, en de HEERE zeide in Zijn hart: Ik zal voortaan den aardbodem niet meer vervloeken om des mensen wil; want het gedichtsel van 's mensen hart is boos van zijn jeugd aan; en Ik zal voortaan niet meer al het levende slaan, gelijk als Ik gedaan heb.
Job 14:4
Wie zal een reine geven uit den onreine? Niet een.
Job 15:14,16,35
Wat is de mens, dat hij zuiver zou zijn, en die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou zijn?
Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water?
Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
Johannes 3:6
Hetgeen uit het vlees geboren is, dat is vlees; en hetgeen uit den Geest geboren is, dat is geest.
Jesaja 53:6
Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg; doch de HEERE heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen.
b Johannes 3:3,5
Uit mensen komt menselijk leven voort, maar uit de Geest van God komt geestelijk leven voort.
Toch is het zoals Ik zeg. Als iemand na zijn natuurlijke geboorte niet ook geestelijk geboren wordt (A), kan hij onmogelijk in het Koninkrijk van God komen.
1Corinthe 12:3
Daarom wil ik u erop wijzen dat niemand die door de Geest van God geleid wordt, kan zeggen dat Jezus vervloekt is. En evenmin kan iemand oprecht zeggen dat Jezus de Heer is, behalve als hij door de Heilige Geest geleid wordt.
2Corinthe 3:5
Wij denken niet zelf iets van blijvende waarde te kunnen doen. Onze kracht en de resultaten komen alleen van God.
b Johannes 3:3,5
Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.
Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan.
1Corinthe 12:3
Daarom maak ik u bekend, dat niemand, die door den Geest Gods spreekt, Jezus een vervloeking noemt; en niemand kan zeggen, Jezus den Heere te zijn, dan door den Heiligen Geest.
2Corinthe 3:5
Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn iets te denken, als uit onszelven; maar onze bekwaamheid is uit God;
Is het onrechtvaardig van God ons te vragen de wet te houden?
ZONDAG 4
Vr.9. Doet dan God den mens niet onrecht, dat Hij in Zijn wet van hem eist wat hij niet doen kan? Antw. Neen Hij a; want God heeft den mens alzo geschapen, dat hij dat kon doen b; maar de mens heeft zichzelven en al zijn nakomelingen, door het ingeven des duivels c en door moedwillige ongehoorzaamheid, van deze gaven beroofd.
Vraag 9.
Doet God dan niet de mens aan wat onrechtvaardig is, dat Hij in Zijn wet van hem vraagt wat hij niet doen kan?
Antwoord
·Nee a;
·want God heeft de mens zo geschapen, dat hij dat kon doen b;
·maar de mens heeft zichzelf en al zijn nakomelingen, door het inspireren van de duivel c
·en door moedwillige ongehoorzaamheid, van deze gaven berooft.
a Efeziërs 4:24
Sterker nog, u moet een heel nieuw mens worden, die alleen voor God leeft, zuiver en goed. Trek een nieuwe natuur aan als een stel nieuwe kleren.
a Efeziërs 4:24
En den nieuwen mens aandoen, die naar God geschapen is in ware rechtvaardigheid en heiligheid.
b Genesis 3:13
De HERE God wendde Zich tot de vrouw en vroeg: "Hoe kon je dat nu doen?" Maar ook zij schoof de schuld van zich af. "De slang heeft mij bedrogen en verleid", zei zij.
1Timotheüs 2:13,14
Omdat God eerst Adam heeft gemaakt en pas daarna Eva. Omdat Eva, en niet Adam, zich door satan heeft laten verleiden. Daardoor is de zonde in de wereld gekomen.
b Genesis 3:13
En de HEERE God zeide tot de vrouw: Wat is dit, dat gij gedaan hebt? En de vrouw zeide: De slang heeft mij bedrogen, en ik heb gegeten.
1Timotheüs 2:13,14
Want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva.
En Adam is niet verleid geworden; maar de vrouw, verleid zijnde, is in overtreding geweest.
c Genesis 3:6
De vrouw liet zich ompraten. Zij keek naar de boom en zag dat de vrucht eetbaar was en er prachtig uitzag. Die vrucht kon haar verstandig maken! Ze plukte wat vruchten en at ervan. Zij gaf ook haar man van de vruchten en hij at er ook van.
Romeinen 5:12
Samengevat is het zo: Door de schuld van één mens, Adam, is de zonde in de wereld gekomen en de dood is het logische gevolg van de zonde. De dood breidde zich uit naar alle mensen, want zij zondigden allemaal.
c Genesis 3:6
En de vrouw zag, dat die boom goed was tot spijze, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at.
Romeinen 5:12
Daarom, gelijk door een mens de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood; en alzo de dood tot alle mensen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben.
Wil God deze ongehoorzaamheid en ontrouw ongestraft laten?
Vr.10. Wil God zulke ongehoorzaamheid en afval ongestraft laten? Antw. Neen Hij, geenzins; maar Hij vertoornt Zich schrikkelijk a beide over de aangeboren en werkelijke zonden, en wil die door een rechtvaardig oordeel tijdelijk en eeuwiglijk straffen b; gelijk Hij gesproken heeft: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen c.
Vraag 10
Wil God deze ongehoorzaamheid en ontrouw ongestraft laten?
Antwoord
·Nee, beslist niet;
·maar Hij is verschrikkelijk woedend a
·beide over de aangeboren zonden en de zonden die wij bedenken en doen,
·en wil die door een rechtvaardig oordeel tijdelijk en eeuwig straffen b;
·zoals Hij gesproken heeft: Vervloekt is een ieder, die zich niet houdt aan alles wat geschreven is in het boek van de wet, om dat te doen c.
a Genesis 2:17
Maar Hij waarschuwde de mens: "Je mag van alle bomen in de hof eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad. Want als je daarvan eet, zul je zeker sterven."
Romeinen 5:12
Samengevat is het zo: Door de schuld van één mens, Adam, is de zonde in de wereld gekomen en de dood is het logische gevolg van de zonde. De dood breidde zich uit naar alle mensen, want zij zondigden allemaal.
a Genesis 2:17
Maar van den boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage, als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven.
Romeinen 5:12
Daarom, gelijk door een mens de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood; en alzo de dood tot alle mensen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben.
b Psalm 50:21
Terwijl u dit deed, zweeg Ik in alle talen. Nu verbeeldt u zich dat Ik met u ben en net zo denk als u.
Psalm 5:5 ?????
Ik weet dat slechtheid bij U geen standhoudt en dat geen enkele goddeloze op Uw bescherming kan rekenen.
Nahum 1:2
God waakt met jaloezie over Zijn eer. In Zijn toorn neemt Hij wraak op alle mensen, die tegen Hem in opstand komen. De HERE vernietigt al Zijn tegenstanders.
Exodus 20:5
U mag niet voor dergelijke zaken buigen of deze vereren; want Ik, de HERE, ben een jaloerse God, Die de zonden van de vaders toerekent aan de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van hen die Mij haten.
Exodus 34:7
maar de schuldige zal Hij zeker niet als onschuldig beschouwen; van de zonden van de vaders worden de zonen en kleinzonen en nòg latere geslachten de dupe.
Romeinen 1:18
Vanuit de hemel straft God alle slechte, zondige mensen, die de waarheid niet willen accepteren.
Efeziërs 5:6
Laat u niets wijsmaken door hen die proberen zulke zonden goed te praten, want God zal mensen die dat soort dingen doen, vreselijk straffen.
b Psalm 50:21
Deze dingen doet gij, en Ik zwijg; gij meent, dat Ik te enenmale ben, gelijk gij; Ik zal u straffen, en zal het ordentelijk voor uw ogen stellen.
Psalm 5:6
De onzinnigen zullen voor Uw ogen niet bestaan; Gij haat alle werkers der ongerechtigheid.
Nahum 1:2
Een ijverig God en een wreker is de HEERE, een wreker is de HEERE, en zeer grimmig; een wreker is de HEERE aan Zijn wederpartijders, en Hij behoudt den toorn Zijn vijanden.
Exodus 20:5
Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten;
Exodus 34:7
Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, en overtreding, en zonde vergeeft; Die den schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, in het derde en vierde lid.
Romeinen 1:18
Want de toorn Gods wordt geopenbaard van den hemel over alle goddeloosheid, en ongerechtigheid der mensen, als die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden.
Efeziërs 5:6
Dat u niemand verleide met ijdele woorden; want om deze dingen komt de toorn Gods over de kinderen der ongehoorzaamheid.
c Deuteronomium 27:26
'Vervloekt is hij die deze wetten niet nauwgezet gehoorzaamt.' En het hele volk zal antwoorden: 'Amen."
Galaten 3:10
Maar ieder die probeert het met God in orde te maken door de wet te houden, valt onder de vloek van God. Want er staat in de Boeken: "Wie niet precies doet wat er in de wet staat, is vervloekt."
c Deuteronomium 27:26
Vervloekt zij, die de woorden dezer wet niet zal bevestigen, doende dezelve! En al het volk zal zeggen: Amen.
Galaten 3:10
Want zovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder den vloek; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.
Vr.11. Is dan God ook niet barmhartig? Antw. God is wel barmhartig a, maar Hij is ook rechtvaardig b; daarom zo eist Zijn gerechtigheid dat de zonde, welke tegen de allerhoogste majesteit Gods gedaan is, ook met de hoogste, dat is met de eeuwige straf aan lichaam en ziel gestraft worde.
Vraag 11
Is God dan ook niet barmhartig (deelnemend, genadig, goedertieren, meedogend, medelijdend, lankmoedig, edelmoedig, geduldig)?
Antwoord
·God is wel barmhartig a,
·maar Hij is ook rechtvaardig b;
·daarom eist Zijn gerechtigheid (recht, eerlijkheid) dat de zonde, die tegen de allerhoogste majesteit van God gedaan is,
·ook met de hoogste, zwaarste, dat is met de eeuwige straf aan lichaam en ziel gestraft wordt.
a Exodus 34:6,7
De HERE ging hem voorbij en riep: HERE, HERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig, groot in goedheid en trouw, Die Zijn goedheid aan duizenden betoont, Die ongerechtigheid, overtredingen en zonden vergeeft;
maar de schuldige zal Hij zeker niet als onschuldig beschouwen; van de zonden van de vaders worden de zonen en kleinzonen en nòg latere geslachten de dupe."
Exodus 20:6
Maar Ik ben liefdevol voor hen die van Mij houden en mijn wetten gehoorzamen.
a Exodus 34:6,7
Toen nu de HEERE voor zijn aangezicht voorbijging, zo riep Hij: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid.
Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, en overtreding, en zonde vergeeft; Die de schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, in het derde en vierde geslacht.
Exodus 20:6
En doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben, en Mijn geboden onderhouden.
b Psalm 7:9
Laat alle mensen voor U aantreden; verhef U boven hen en spreek recht. Laat het recht openlijk over mij zegevieren! Geef mij eerherstel ten overstaan van allen.
Exodus 20:5
U mag niet voor dergelijke zaken buigen of deze vereren; want Ik, de HERE, ben een jaloerse God, Die de zonden van de vaders toerekent aan de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van hen die Mij haten.
Exodus 23:7
Werk nooit mee aan een valse beschuldiging van iemand; laat nooit een onschuldige ter dood veroordelen, want Ik weet precies wie wel en wie niet schuldig is.
Exodus 34:7
maar de schuldige zal Hij zeker niet als onschuldig beschouwen; van de zonden van de vaders worden de zonen en kleinzonen en nòg latere geslachten de dupe."
Psalm 5:4,5
Elke morgen kijk ik omhoog naar U en leg U (ernstig biddend) al mijn vragen voor.
Ik weet dat slechtheid bij U geen standhoudt en dat geen enkele goddeloze op Uw bescherming kan rekenen.
Nahum 1:2,3
God waakt met jaloezie over Zijn eer. In Zijn toorn neemt Hij wraak op alle mensen, die tegen Hem in opstand komen. De HERE vernietigt al Zijn tegenstanders.
De HERE is erg geduldig, maar Zijn kracht blijkt ongelooflijk groot en Hij laat niet ongestraft wie schuldig blijkt te zijn. Hij toont Zijn kracht in wervelwinden en storm. De wolken zijn als stof onder Zijn voeten.
b Psalm 7:9
De HEERE zal den volken recht doen; richt mij, HEERE, naar mijn gerechtigheid, en naar mijn oprechtigheid, [die] bij mij is.
Exodus 20:5
Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten;
Exodus23:7
Zijt verre van valse zaken; en den onschuldige en gerechtige zult gij niet doden; want Ik zal den goddeloze niet rechtvaardigen.
Exodus34:7
Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, en overtreding, en zonde vergeeft; Die den schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, in het derde en vierde lid.
Psalm 5:4,5
Des morgens, HEERE, zult Gij mijn stem horen; des morgens zal ik mij tot U schikken, en wacht houden.
Want Gij zijt geen God, Die lust heeft aan goddeloosheid; de boze zal bij U niet verkeren.
Nahum 1:2,3
Een ijverig God en een wreker is de HEERE, een wreker is de HEERE, en zeer grimmig; een wreker is de HEERE aan Zijn wederpartijders, en Hij behoudt den toorn Zijn vijanden.
De HEERE is lankmoedig, doch van grote kracht, en Hij houdt den schuldige geenszins onschuldig. Des HEEREN weg is in wervelwind, en in storm, en de wolken zijn het stof Zijner voeten.