Vr.17. Waarom moet Hij tegelijk waarachtig God zijn? Antw. Opdat Hij, uit kracht Zijner Godheid a, den last van den toorn Gods b aan Zijn mensheid zou kunnen dragen c, en ons de gerechtigheid en het leven zou kunnen verwerven en wedergeven d. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Vraag 17
Waarom moet de Middelaar tegelijk echt God zijn?
Antwoord
· Zodat Hij, uit kracht van Zijn Godheid a, de last van Gods toorn b in Zijn menselijke natuur zou kunnen dragen c,
· en voor ons de gerechtigheid en het leven zou kunnen behalen en teruggeven d.
toorn: woede, boosheid
a Jesaja 9:5
Want een Kind is ons geboren, een Zoon werd ons gegeven en de heerschappij zal op Zijn schouders rusten. Dit zullen Zijn koninklijke titels zijn: Wonderbare Raadgever, Machtige God, Vader der eeuwen, Vorst van de vrede.
Jesaja 63:3
"Ik heb de wijnpers alleen getreden. Er was niemand die Mij hielp. In mijn toorn heb Ik mijn vijanden als druiven vertrapt. In mijn grimmige toorn vertrapte Ik mijn tegenstanders. U ziet hun bloed op mijn kleding.
|
a Jesaja 9:6
Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst;
Jesaja 63:3
Ik heb de pers alleen getreden, en er was niemand van de volken met Mij; en Ik heb hen getreden in Mijn toorn, en heb hen vertrapt in Mijn grimmigheid; en hun kracht is gesprengd op Mijn klederen, en al Mijn gewaad heb Ik bezoedeld.
|
b Deuteronomium 4:24
De HERE is een verterend vuur, een jaloerse God.
Nahum 1:6
Wie kan standhouden tegen deze wrekende God? Wie is opgewassen tegen Zijn geweldige toorn? Die is als vuur; rotsen springen erdoor aan stukken.
Psalm 130:3
HERE, als U al onze zonden blijft onthouden, kunnen wij immers niet blijven leven?
|
b Deuteronomium 4:24
Want de Heere, uw God, is een verterend vuur, een ijverig God.
Nahum 1:6
Wie zal voor Zijn gramschap staan, en wie zal voor de hittigheid Zijns toorns bestaan? Zijn grimmigheid is uitgestort als vuur, en de rotsstenen worden van Hem vermorzeld.
Psalm 130:3
Zo Gij, Heere! de ongerechtigheden gadeslaat; Heere! wie zal bestaan?
|
c Jesaja 53:4,11
Maar het was ons leed dat Hij droeg, ons lijden drukte Hem neer. Wij dachten dat Zijn lijden een straf van God was voor Zijn eigen zonden!
En als Hij ziet wat allemaal is bereikt door Zijn zware lijden, zal Hij voldoening smaken. Door wat Hij heeft ondervonden, zal mijn rechtvaardige dienaar vele mensen rechtvaardig maken in de ogen van God, want Hij zal al hun zonden dragen.
|
c Jesaja 53:4,11
Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen; doch wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was.
Om den arbeid Zijner ziel zal Hij het zien, en verzadigd worden; door Zijn kennis zal Mijn Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen.
|
d Jesaja 53:5,11
Maar Hij werd doorstoken en verbrijzeld terwille van onze zonden. Hij werd zwaar gestraft zodat wij vrede konden hebben; Hij werd geslagen en daardoor werden wij genezen!
En als Hij ziet wat allemaal is bereikt door Zijn zware lijden, zal Hij voldoening smaken. Door wat Hij heeft ondervonden, zal mijn rechtvaardige dienaar vele mensen rechtvaardig maken in de ogen van God, want Hij zal al hun zonden dragen.
|
d Jesaja 53:5,11
Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden.
Om den arbeid Zijner ziel zal Hij het zien, en verzadigd worden; door Zijn kennis zal Mijn Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen.
|
|