In't straatje zonder einde zong ze vaak wat liedjes In't straatje zonder einde had ze vaak verdrietjes
Ze droomde over hoe 't zou zijn later en ze zong erover Elk lied had een reffrein Zomaar uit haar mouw getoverd
Ze zong heel hoog en soms wat laag Ze zong heel hard en soms wat zacht Schrok plots van een geluid achter de haag Want dat iemand meeluisterde had ze nooit verwacht
Wie ben jij? Wie ben ik? Wie zijn zij? Zijn wij allen mieren in een hoop? Mieren in een pot met stroop? Soms van geen enkele tel? Als ik een probleem heb, weet ik naar wie ik bel? Is dat dan een grotere mier? Die het meer voor het zeggen heeft hier? Nee, die gaat ook weer hogerop... Want beslissen op eigen houtje, kost hem ook zijn kop. En dan wachten maar, op je geld... zes maanden? Een jaar? In wat voor wereld leven wij? Werken, afdragen... maar wat doen zij? Ik zeg niet dat er geen goede mieren zijn, maar het aantal wordt wel heel klein!
Wat zou ik graag drijven op de wolken Zingen onder de maan. Luisteren naar huilende wolven, Mee huppelen met een idiaan.
Wat zou ik graag vrij zijn Vliegen waar ik wou ! Weer terug naar klein En kijken naar een pauw !
Dat zijn mooie dromen Zo werkt het leven niet. Laat alles maar gewoon komen. Ook pijn en verdriet.
Door ellende werd ik vreselijk sterk Mijn leven lang heb ik hard gewerkt. Ben vreselijk beledigt en gekwetst Er zijn ook dingen die ik liever niet zeg.
Ondanks dat ben ik een sociaal mens Die alles doet en niets wenst. Nu moet ik accepteren en leren Dat ik door ziekte dingen moet weren.
Ik ben gelukkig met wat ik nog kan ! Lukt het niet meer,dat zien we dan........