De eerste boot.
Het kanaal Herentals-Bocholt, en de jachthaven van Herentals had ik in de zomer van 2002 tijdens het fietsen ontdekt. De vele idyllische plekjes langsheen het kanaal zijn een oase van rust en schoonheid. Om op dit kanaal te varen moet een zalige ervaring zijn. En mijn zwager droomde al jaren van een eigen boot. Nu was de tijd er rijp voor.
Na lang zoeken op het internet hadden we een paar boten geselecteerd, allemaal met ligplaats in Nederland. Vermits we helemaal niks afwisten van boten hadden we een vriend aangesproken, Herman, die al jaren ervaring had. Op een stralende septemberdag zijn we dan met zijn boot eerst gaan varen op de Nederlandse Biesbosch om kennis te maken met de pleziervaart; een enorme meevaller.
We waren overtuigd. We zouden een boot kopen. Vervolgens een paar keer naar een boot gaan kijken in Nederland, tot we in Vlissingen de geschikte boot vonden. Een Cascaruda ; een stalen kajuitboot van 8.25m lang en 2.85 breed. De eigenaar zou nog eerst in Arnemuiden de boot uit het water halen om het onderschip te behandelen en te schilderen.
Met mijn zwager Paul en vriend Herman gingen we op 24 september 2002 de boot ophalen in Arnemuiden ( Oranjeplaat ) om hem naar Herentals te varen. Cees, de vroegere eigenaar zou nog met ons meevaren tot in Tholen om de boot te leren kennen. Het was een stralende dag, maar wel met windkracht 5. We vertrokken uit de jachthaven Oranjeplaat en voeren het Veerse meer op. Cees twijfelde of we de Oosterschelde wel zouden oversteken tot Tholen, want op de marifoon ( VHF radio aan boord ) was de windvoorspelling 6 to 7. We zouden het proberen. Het Veerse meer is met de Oosterschelde verbonden door de Zandkreeksluis. Dank zij de ervaring van Cees passeerden we de sluis zonder problemen, maar het was wel een hele belevenis. Eens voorbij de Katse plaat kwamen we pas echt op de Oosterschelde. In de verte zagen we aan bakboordzijde de imposante Zeelandbrug. En er was veel wind. En ons bootje stampte en rolde op de hoge golven. We voeren langs de kust tot voorbij Wemeldinge om daar over te steken naar de kust van het eiland Tholen. Daar werd het iets rustiger. Via de Bergsche diepsluis bereikten we het Zoommeer en het Bersche diep om uiteindelijk de jachthaven van Tholen binnen te varen. Het was een hele opluchting. Na zes uren varen over woelig water waren we blij even voet aan wal te kunnen zetten. We namen afscheid van de vroegere eigenaar bij een gezellig pintje, en gingen even het mooie stadje Tholen verkennen. Na wat gegeten te hebben werd de boot wat opgeknapt, maakten nog een avondwandeling en gingen ons bedje opmaken. Het is heerlijk slapen op een boot. Rustig heen en weer gewiegd worden; je valt vanzelf in slaap, ware het niet dat het gesnurk van de anderen mijn slaap verstoorde.
De volgende morgen vroeg op. Er was niet veel wind meer, maar af en toe regende het lichtjes. We vertrokken uit de haven van Tholen om 07.00, om direct de Schelde-Rijnverbinding op te varen. Daar moesten we onze weg vinden tussen de grote schepen van de beroepsvaart. Het ene schip na het andere stak ons voorbij en maakten dat het voor ons weer varen was op woelig water. Al gauw kregen we de Kreekraksluizen in zicht. Een enorm kunstwerk; twee kolossaal grote sluizen. We probeerden met de marifoon de sluismeester op te roepen voor instructies, maar kregen dat ding niet echt aan de praat. Even paniek. We dobberden daar ergens tussen de hele grote boten, en wisten niet waar naartoe. Tot we eindelijk instructies kregen met een megafoon. We moesten de stuurboordsluis nemen aan stuurboordzijde en de beroepsvaart laten voorgaan. Even aan de kant liggen wachten tot het onze beurt was. Als laatste voeren we de sluis binnen. Uiteindelijk is alles toch goed verlopen. En dan verder het Schelde-Rijn kanaal op, tot de Noordlandbrug, waar we op Belgisch grondgebied waren. We waren verplicht ons telefonisch te melden bij het Antwerpse Havenbedrijf. We moesten de ganse Antwerpse haven doorvaren. Indrukwekkend om zien; die enorme dokken, die gigantisch grote schepen. Met een plannetje van de haven volgden we het Kanaaldok B1, kanaaldok B2, het Hansadok, het 5° havendok, het Amerikadok en het Straatsburgdok om uiteindelijk het Albertkanaal op te varen.
Op het Albertkanaal was het ook heel druk door de beroepsvaart. Het was weer niet rustig varen. Al gauw kwamen we aan de sluis in Wijnegem. Met de GSM instructies gevraagd; we mochten als eerste binnen. Al gauw bleek dat de sluizen in België niet voorzien zijn voor de pleziervaart. Aan een touw met een haak moesten we onze lijn vastmaken, die dan omhoog getrokken werd en vastgemaakt aan een meerpaal. Gelukkig was ons touw lang genoeg ( we hadden er vlug 2 aan mekaar geknoopt ). De meerpalen stonden ook te ver uiteen. Alles is daar voorzien voor schepen van minimaal 30 meter lang. Uiteindelijk zijn we de sluis goed doorgeraakt en konden we naar Herentals varen. Dat was nog wel een paar uur varen. We kwamen voorbij Oelegem, Viersel, mijn geliefde Grobbendonk, tot aan het eilandje in Herentals. Links van het " Eilandje " bevindt zich sluis 10, de toegang tot het kanaal Herentals-Bocholt. Nog even schrikken van de hoogte van die sluis, maar na een kwartiertje versassen, gleden we eindelijk over het rustige kanaal. Heerlijk. De enige golven op het water werden veroorzaakt door ons bootje en door de eendjes. Nog 500 meter, en dan kwam de jachthaven van Herentals in zicht. Nog even opletten bij het binnenvaren van de haven en dan voorzichtig aanmeren. Eindelijk thuis. De reis van Tholen naar Herentals had 10 uur geduurd.
Nu kunnen we het bootje deze winter wat opknappen. Hier en daar wat timmerwerk, nieuwe electrische leidingen, een omvormer installeren etc.
Voorjaar 2003 is de boot eindelijk klaar. Klaar voor onze eerste toervaart naar de Biesbosch!!
|