De man was moe, hij zag het leven niet meer zitten, hij zag zichzelf alleen maar zitten op zijn stoel. Hij had geen kracht meer om z'n tuintje om te spitten en kreeg een grenzeloos, vereenzaamd, leeg gevoel.
Toen heeft hij heel lang aan zijn kamerraam gezeten, alsof hij wachtte op een teken, een teken van geluid van buiten, af dat hem weer nieuwe kracht zou geven, maar tevergeefs keek hij er elke dag naar uit.
Zo heeft hij heel lang aan dat stille raam gezeten, de tuin werd groen en toen weer grijs en toen weer groen, totdat hij godzijdank tenslotte heeft begrepen, dat er geen teken kwam......dat hij het zelf moest doen. (Toon Hermans)