Elk heeft zo zijn lievelingsvakken op school. De mijne waren talen en geschiedenis. Heel lang wilde ik archeoloog worden. Ik zag me onbekende culturen ontdekken, schatten bloot leggen, zoals Schliemann en Howard Carter ... Voorzichtig steentabletten of schitterende juwelen van hun eeuwenoude stoflaag ontdoen.
Het heeft niet mogen zijn. Archeologie was in die tijd een heel erg dure studie. Het zijn dus talen geworden en geschiedenis is altijd mijn dada gebleven. Of toch één van, want ik heb er heel wat!
Aardrijkskunde daarentegen ... ik haatte elk uur! Lag het aan de leerkrachten? Ongetwijfeld voor een stuk wel. Als je als leerling of student bewondering hebt voor je leraar, je laat meeslepen door zijn enthousiasme, dan doe je ook zijn vak graag. Voor geschiedenis heb ik schitterende leerkrachten gehad, zowel in het secundair als aan de universiteit. Mevrouw Raes was onze lerares geschiedenis in het hoger middelbaar. Stijlvol, elegant, heel intelligent was ze. Ze bracht ons een kritische ingesteldheid bij voor feiten en gebeurtenissen, leerde ons achter de façade van de dingen kijken, toonde ons de verbanden die onder de oppervlakte lagen.
Aan de universiteit kreeg ik les van professor Dhondt. Een monument. Hij hield een heel auditorium moeiteloos geboeid door zijn visie op de moderne geschiedenis. Examen afleggen was een gebeurtenis op zich. Hij zat bedolven onder de boeken achter zijn bureau, stelde een vraag - de mijne was: aanleiding tot de Franse Revolutie - liet je twee minuten praten, zei dat het goed was en boog zich weer over zijn papieren. Hij had meteen door of je de leerstof inzichtelijk gestudeerd had of niet.
Maar ik dwaal af. Aardrijkskunde, daar wilde ik het over hebben. In het lager middelbaar hadden we een leraar. Ik zal zijn naam niet noemen, maar hij had enkel aandacht voor de kleurtjes waarmee de lijntjes getrokken werden. In een ruitjesschrift wel te verstaan. Twee ruitjes van de linker marge en vijf ruitjes van de bovenrand. Daar schrijven we de titel met rode inkt. Inkt, jawel, want stiften waren er in die tijd niet.
De dame in het hoger middelbaar had ongetwijfeld veel talenten, maar lesgeven hoorde er niet bij. Les na les kregen we cijfers gevoerd. Hoeveel ton aardappelen, steenkool en weet ik veel wat nog er in welk land geproduceerd werden. Of welke rivieren er allemaal in China en Japan stroomden. Of welke de hoofdsteden van de Afrikaanse landen waren, aan te stippen op een blinde kaart, uiteraard.
Omdat ik nu eenmaal een goede en plichtsgetrouwe leerling was, kende ik het ook allemaal en ik behaalde goede cijfers. Maar ik heb het nooit onthouden.
En zo gebeurt het dat ik de Kilimanjaro moeiteloos in Tokio situeer, mijn atlas nodig heb om te kijken waarvandaan mijn reislustige vrienden en kennissen me nu weer een kaartje gestuurd hebben en blindelings mijn GPS volg, nooit echt wetend in welk stuk van de wereld ik nu weer gereden heb.
't Heeft ook zijn voordelen: de wereld is altijd nieuw. Programma's over verre streken, geïsoleerde gebieden, bruisende steden, ze blijven me boeien. En zo bereiken die leerkrachten aardrijkskunde toch nog hun doel!
Reacties op bericht (1)
05-11-2007
Marrakech
Ondertussen leerde je dat Marrakech niét aan zee ligt hé ;-)
Wéeral schitterend geschreven!
Tata, tot mails