er woont in mij een lieve bekende
die zacht is als het buiten stormt
die mij koestert en omarmt
die mij tot “MIJ” heeft gevormd
ik mag altijd bij hem schuilen
hij troost mij in diep verdriet
nee, een beter gezelschap
dan mijn vriend is er niet
als ik bang ben, schijnt ie licht
als ik twijfel, geeft ie kracht
en ’t meest bijzondere is
dat hij nimmer iets verwacht
hij aanvaardt alles in mij
heeft nooit een oordeel
zelfs niet als ik faal
of als ik met mijn lot speel
mijn liefdevolle vriend kan
best pittige woorden spreken
maar door zijn liefdevolle “zijn”
voelt het nooit als preken
zijn klanken zijn een mantra
zijn woorden de zomerwind
zijn ogen bakens van licht
ik word door hem bemind
hij ziet de kleuren van mijn ziel
voelt mijn waarheid haarfijn aan
’t is net alsof hij in mijn
schoenen is gaan staan
mijn vriend kent mijn vreugde
wij lachen samen heel wat af
gaan dijenkletsend door de dagen
en vinden elkaar volkomen maf
ik laat hem nooit vallen
hij blijft altijd aan mijn zij
ik laaf mij aan zijn bron
en hij kent alles van mij
hij is mijn Hogere Zelf
hij en ik zijn één
volmaakt onsplitsbaar
gaan wij altijd samen heen
al vele levens verenigd
ook nu … door dun en dik
is hij mijn innerlijke reus
mijn wijze lieve ik
ik weet dat hij er altijd is
dat hij mij nooit zal verzaken
en mij door alle eeuwigheden
liefdevoller wist te maken
als ik leef in het verleden
brengt hij mij naar ‘t heden
als ik vloek of kwaad spreek
spreekt hij over innerlijke vrede
hij woont in mijn hart
terwijl ik leefde in m’n hoofd
maar tot voor kort heb ik zijn
hartelijkheid zelden geloofd
in leefde in gedachtes
meer dan 1000 in getal
meer dan 1000 illusies
brachten mij ten val
en wie ving mij toen op?
wie stond er voor mij klaar?
met zijn vangnet van liefde
was mijn vriend natuurlijk daar
mijn steun, goeroe, engel
lachebek en kameraad
nee… spreek over mijn
vriend nimmer kwaad
ik ’t aardse, hij de hemel
ik mijn lijf, hij mijn geest
ik afgescheiden, hij verbonden
samen altijd heel geweest
ik de denker, hij de liefde
ik de mens, hij mijn God
ik de doener, hij bezinning
ik de drenkeling, hij ’t vlot
ik de vis, hij het water
ik de vogel, hij de lucht
toen ik uit ’t ei was gekropen
leerde hij mij mijn vlucht
hij leerde mij het leven
hij leerde mij vertrouwen
en ik begon ’t pas te ervaren
toen ik van hem ging houden
pas toen ik mij overgaf
mij door zijn liefde liet leiden
kon ik mij van alle tweestrijd
en van al mijn angsten bevrijden
al mijn strijd is heengegaan
hij is mij … en ik ben hem
hij spreekt nu mijn woorden
en ik ben nu zijn stem
zo binnen .. en zo buiten
zo boven .. en zo benee
volkomen één
niet langer twee