Norma Miedema radeloos na brand in onderkomen voor verstoten dieren
Paradijs in de as
Marie Thérese RoosendaalKuddes geiten, honden, katten, duiven, parkieten, karpers, paarden en varkens vonden jarenlang een veilig thuis bij Norma Miedema. Kortsluiting maakte daar op 7 juni een einde aan. „Voortaan heb ik twee levens. Eén voor en één na het inferno.”
Op zijn drie pootjes hinkt een ’vuilnisbakkie’ over de zwartgeblakerde puinhoop. Een herdershond snuffelt en wroet onder verkoold hout. „Er liggen nog resten, denk ik. Gisteren bracht hij me de kaak van een kat.” Schijnbaar onbewogen zegt Norma Miedema (48) het, maar in haar ogen staat de verschrikking te lezen.
Haar twaalf andere honden drommen om haar heen, een bruine koe met overgewicht komt aangeschommeld en een koddig geitje huppelt met bokkensprongen op haar af. Ze geeft haar levende have hier eens een aai, krauwt daar wat achter een oor, klopt een flank, duwt een opdringerige hondensnoet weg.
Van haar zo prachtige boerderijtje in het Friese Ferwert staat nu alleen nog een half muurtje overeind, de rest is tot de grond toe afgebrand. Het golfdakje van een schuurtje is gesmolten tot een druipsliert.
Die allesverwoestende brand sloeg in de middag van 7 juni toe in Norma’s Universum, zoals ze haar dierenparadijs noemt. „Kortsluiting onder een zogeheten lasdop in de badkamer, ik merkte het omdat de lamp uitging. Onder een dakje zat riet, het stond meteen in lichterlaaie. Die vlammen, een inferno. Ik dacht altijd dat vuur rood was, maar het is geel, kanariegeel. Het is duivels.”
Norma dacht maar aan één ding. Niet aan haar schilderijen, niet aan de fotoboeken van haar jeugd, niet aan haar mobieltje, niet aan het gouden horloge van haar vader, dat ze op zijn sterfbed kreeg. Alleen haar tientallen dieren telden.
„Ik heb de twaalf paarden en het blinde veulen naar buiten gejaagd, de honden. De paniek onder de dieren was groot. Twee katten liepen steeds weer terug naar binnen. Misschien uit angst voor al die mensen, het stond snel zwart van de kijkers. Drie mannen hielpen en pakten de dieren aan, zelfs hond Nino, terwijl ik nog schreeuwde dat hij bijt.”
Veel van haar 28 katten zijn dood: „Of nog vermist. Onder het puin heb ik, met hulp van een man met een grijpmachine, veel kadavers vandaan gehaald. Ik herkende ze stuk voor stuk, ik wéét gewoon wie het zijn. Van de tachtig vissen hebben het er maar vier overleefd. En dan zeggen mensen: mwah, het is maar een vis, mwah, het is maar een vogel. Maar voor mij zijn het net zulke levende wezens als honden en paarden. Eén koikarper had ik al 21 jaar, hij at uit mijn hand. En parkiet Mascara zat altijd op mijn hoofd en ging zelfs mee onder de douche.”
„In een interview had ik ooit gezegd dat ik voor mezelf alleen mascara kocht. Kreeg ik van een lief mens een donatie voor mascara. Maar van dat geld kocht ik de parkiet. Ik heb hem Mascara genoemd, dan klopt het toch.” Dan overvalt haar dat rauwe besef weer. „Ik kon hem niet redden, ik greep mis.” Verdriet vult haar ogen: „Het is één nachtmerrie.”
Het hartveroverende varken Varkie verorbert luid smakkend wat hondenkoekjes. „Onfatsoenlijk beest”, grinnikt Norma door haar tranen heen.
Twintig jaar geleden nam ze uit Griekenland, waar ze op vakantie was met haar tweelingzus, een verstoten veulentje mee. „Op de achterbank van een Audi.” Het was de eerste van een lange reeks gedumpte, verstoten, mishandelde, ondervoede, verwaarloosde, gehandicapte en zieke dieren. Een eigentijdse Noach: „Ik had van elke soort minstens twee.”
In haar slaapkamer bubbelde de metersgrote vijver vol vissen, en naast haar bed was een jungle aan groen voor de papegaaien, duiven en zebravinkjes. Vogels, honden, vissen, katten, kippen, paarden, varkens, geiten: de hele menagerie accordeerde wonderwel. Met verf zette Norma haar handafdruk op de flank van de grotere dieren: „Rood als bloed, omdat ik ’mijn universum’ met bloed, zweet en tranen had opgebouwd. Met al mijn mozaïeken was het huis eigenlijk mijn grootste kunstwerk. Ik heb nu alleen nog wat ik aanhad, maar dát boeit me niet.”
Op haar erf bivakkeert ze nu in een caravannetje, voor de honden is er een zeecontainer. „Mensen zijn zo lief, ze brengen voer, zelfs een vest voor mij, en op Facebook zijn acties gestart.” (zie normasdieren.nl of normasuniversum.nl).
Overdag is ze stoer: „Ik heb ook nog een lammetje, dat om de drie uur de fles moet. ’s Nachts flip ik, schreeuw ik het uit. Oerkreten. Dan denk ik aan Mascara, dan schieten me meteen die andere dieren te binnen. Ik moet uitkijken, ik ben één keer in mijn leven doorgedraaid, dát nooit meer. Ik moet sterk zijn, voor mijn dieren.”