Ja, ver weg was ze, alsof ze alleen nog maar
door een heel dun draadje
met het aardse leven was verbonden.
Haar ogen waren leeg.
Als je daarin keek, kon je haar er niet meer vinden.
Vanaf haar vroegste jeugd waren er
heftige beproevingen op haar weg gekomen.
Ze had er nooit over willen praten,
alsof ze het niet verdragen kon om
die oude beproevingen met woorden weer tot leven te wekken.
Zelfs haar kinderen
kenden haar diepste geheimen niet.
Soms leek het, alsof ze zich
bewust had teruggetrokken in zichzelf
om daar de veiligheid en geborgenheid
te zoeken die ze op aarde maar niet vinden kon.
Met een zekere regelmaat
begonnen haar vingers onrustig te plukken
en te trekken aan de knopen van haar vest,
alsof ze zichzelf losmaken en bevrijden wilde.
Als je innerlijk contact maakte
met haar hoger wezen,
vertelde haar hoger zelf wat ze nu deed:
die oude pijn in stilte herbeleven om
het los te kunnen laten voordat ze sterven zou.
Ze wilde straks zo graag vrij en onbelemmerd
de geestelijke wereld binnengaan.
Daarom moest ze zich nu, in het verborgene,
bewust worden van wat die donkere ervaringen
haar nu eigenlijk geleerd
en aan geestelijke winst hadden meegegeven.
Ze wist dat ze dat alleen maar in een sfeer
van volkomen veiligheid kon ontdekken
en het was daarom dat ze zich
tot in die andere wereld,
waar niemand haar kon volgen,
had teruggetrokken.
Maar wat was ze al die mensen dankbaar
die haar een knuffel gaven
en die haar met respect de tijd schonken
om haar stille werk te volbrengen,
ook al begrepen ze niet, waarom deze tijd
nu eigenlijk zo belangrijk was voor haar
en waarom haar ziekte niet alleen maar
afbraak was, maar haar ook iets gaf.
Zo gebeurde het dat ze later, toen ze,
gedragen door de engelen,
de aarde voorgoed verlaten had,
als een rijk en geheeld mens thuis kwam.
Hans Stolp